Mondgezondheid en orthodontie bij schisis

Gebitsontwikkeling 

Melkgebit 

Gemiddeld genomen breken de eerste melktanden door vanaf de zesde maand na de geboorte. Rond de leeftijd van tweeënhalf à drie jaar is het melkgebit compleet en telt het 20 gebitselementen. Bij kinderen met een lip-, tandenboog-, en/of verhemeltespleet kunnen tandafwijkingen aanwezig zijn, maar deze zijn zelden ernstig. Deze afwijkingen kunnen erg variëren: 

  • er kunnen te veel of te weinig tanden aangelegd zijn 
  • de vorm van de tanden kan afwijkend zijn: te klein of te groot 
  • tanden kunnen soms ingesloten blijven in de kaak waardoor ze niet spon­taan doorbreken 
  • de tanden kunnen ook gedraaid of schuin doorbreken
  • de structuur van de tanden kan afwijkend zijn: ze kunnen een vlek of een defect vertonen

Wisselgebit 

Vanaf de vijfde of zesde verjaardag begint de tandwisseling en worden melktanden vervangen door definitieve opvolgers. In die periode komen er ook tanden bij achteraan in de mondholte. Definitieve tanden kunnen dezelfde afwijkingen vertonen als melktanden. 

Blijvend gebit 

Gemiddeld genomen zijn alle definitieve tanden, met uitzondering van de wijsheidstanden, doorgebroken rond de leeftijd van twaalf tot veertien jaar.

Mondgezondheid

Het behoud van gezonde tanden en gezond tandvlees is erg belangrijk, zowel in het melk- als in het definitief gebit. Hier kunt u als ouder heel wat aan doen. 

Zodra de eerste melktanden doorkomen, moet u ze goed verzorgen. 

Dat betekent dagelijks reinigen met een kleine tandenborstel (babytan­denborstel) en een beetje peutertandpasta (ho­eveelheid ter grootte van een rijstkorrel). 

Probeer uw kind niet te laten wennen aan zoetigheden, geef geen gesuikerde dranken of frisdranken in de zuigfles, en laat uw kind­je zeker niet inslapen met een zuigfles. Ook een fopspeen met zoetigheid op (bijvoorbeeld honing) is bijzonder slecht voor de tanden; dit verhoogt het risico op het ontwikkelen van tandbederf heel sterk. 

Wanneer het melkgebit volledig is, poets je best tweemaal per dag. Gebruik daarbij een aangepaste tandenborstel en een geschikte peutertandpasta. Vermijd suikerhoudende tussendoortjes, zo kan je het risico op tandbederf klein houden. Beperk ook het gebruik van zure voedingsmiddelen, dit om erosie van de tanden te voorkomen. 

Ook wanneer je kind wat ouder wordt, blijft hulp bieden bij het poetsen erg belangrijk. Vanaf drie à vier jarige leeftijd kan je eventueel overstappen naar elektrisch poetsen. Het beperken van het aantal suikerhoudende eet-en drinkmomenten tot maximaal vijf per dag blijft belangrijk. Vermijd ook erg zure voedingsmiddelen, zoals bijvoorbeeld frisdranken. 

Fluoride vermindert de kans op tandbederf. Het regelmatig aanbrengen van kleine hoeveelheden fluoride heeft het meeste effect. Daarom poets je best met een tandpasta met fluoridegehalte aangepast aan de leeftijd van het kind.

  • Van 0 tot 2 jaar: 1x per dag poetsen met een beetje peutertandpasta (1000ppm fluoride)
  • 2 tot 6 jaar: 2x per dag poetsen met een peutertandpasta (1000ppm fluoride)
  • Vanaf 6 jaar: 2x per dag poetsen met een tandpasta met aangepast fluoridegehalte (1450ppm fluoride)

Tandartsbezoek

Laat uw kind heel vroeg, en dit ten laatste op de leeftijd van twee jaar, kennismaken met de eigen tandarts (of kindertandarts) zodat een goede relatie ontstaat. Een zesmaandelijkse controle verdient aanbeveling. Uw tandarts zal individueel advies geven, bijvoorbeeld over de mogelijkheden om moeilijk geplaatste tanden te reinigen en zal de tanden op een professionele manier schoon­maken. Daarnaast kan de tandarts nog heel wat extra preventieve maatregelen toepassen, zoals bijvoorbeeld specifieke lakken en vernissen. 

Vooral tijdens een orthodontische behandeling (dit is het dragen van een beugel of ‘blokjes’) zal de tandarts er op toezien dat een strikte mondhygiëne wordt ge­handhaafd, zo niet is de kans erg groot dat er tandbederf ontstaat en dat er ernstige tandvleesproblemen optreden. 

Verder kan de tandarts tanden met een afwijkende vorm of diepe groeven beschermen door ze te verzegelen. Als het nodig is, wordt tandbederf behandeld, bijvoorbeeld door het plaatsen van een vulling. Zo kan men beletten dat tanden vroegtijdig verloren gaan. 

Als tanden in het definitief gebit glazuurde­fecten of vormafwijkingen vertonen, kunnen deze door de tandarts gecorrigeerd worden. Meestal gebeuren deze be­handelingen in overleg met de tandarts van het schisisteam. Als de tandverzorging of, indien nodig, tandextracties niet door de eigen tandarts kunnen gebeuren (als het kindje bijvoorbeeld nog te jong is of de behandeling niet toelaat) kan de tandarts van het schisisteam, in samenspraak met de ei­gen tandarts en de andere leden van het team, zoeken naar een geschikte behandelingsmethode. Ofwel kan men de behandeling combineren met een andere ingreep onder algemene verdoving ofwel kan men gebruik maken van een lichte sedatie.

Orthodontische behandeling van het gebit 

Kinderen met een lip-, tandenboog- en/of verhemeltespleet kunnen problemen hebben ter hoogte van hun boventandenboog in zijwaartse zin (te smalle bovenkaak, kruisbeet) en/of in voor-achterwaartse zin (bovenkaak te ver naar achter). Deze kinderen kunnen ook scheve, teveel, te weinig of afwijkende gebitselementen hebben.

In het melkgebit zal er bij een kind met een lip-, tandenboog- en/of verhemeltespleet zelden een orthodontische behandeling opgestart worden. De gebitsontwikkeling, de gelaatsgroei en de kaakverhoudingen worden wel opgevolgd.

In de eerste wisselfase rond de leeftijd van 7/8 jaar en in functie van de doorbraak van de definitieve hoektanden, zal er bij een kind met een lip-, tandenboog- en/of verhemeltespleet meestal een actieve orthodontische behandeling opgestart worden m.b.v. eenvoudige apparatuur om de boventandenboog te verbreden in voorbereiding op de chirurgische ingreep (plaatsing bottransplantaat).

Zodra alle definitieve gebitselementen doorgebroken zijn wordt een definitief behandelingsplan opgesteld. Hierbij kan soms alleen een orthodontische behandeling aangewezen zijn: de individuele afwijkende tandenstand wordt geoptimaliseerd met behulp van vaste apparatuur en discrete afwijkende kaakverhoudingen worden gecorrigeerd.

Bij een duidelijke onderontwikkeling van de bovenkaak kan de verhouding van de twee kaken niet alleen met behulp van orthodontie behandeld worden. Samenwerking tussen de orthodontist en de MKA-chirurg is dan noodzakelijk. Bij een zeer smalle bovenkaak is het soms nodig om de bovenkaak chirurgisch te verbreden. Dat gebeurt op volwassen leeftijd.

Zodra de kaakverhoudingen en de individuele tandenstand genormaliseerd zijn, kunnen de afwijkende vorm en eventuele afwezige gebitselementen met kroon- en brugwerk en/of implantaten behandeld worden.

Laatste aanpassing: 3 april 2025