Zwangere vrouwen hoeven na een kankerdiagnose niet te kiezen voor zwangerschapsonderbreking of voor uitstel van kankerbehandeling uit angst voor de effecten van die behandeling op hun kind. Kinderen van moeders die tijdens de zwangerschap een kankerbehandeling kregen, doen het even goed als kinderen die daar niet aan werden blootgesteld. Dat blijkt uit multidisciplinair onderzoek in UZ Leuven en aan de KU Leuven. Het onderzoek is in september 2015 gepubliceerd in het toptijdschrift New England Journal of Medicine (NEJM) en voorgesteld op het European Cancer Congress in Wenen.
Geen verschillen
Artsen en wetenschappers onderzochten 129 kinderen van moeders die tijdens hun zwangerschap kanker kregen. De ontwikkeling van die kinderen werd vergeleken met de ontwikkeling van kinderen die geboren werden bij moeders zonder kanker, na eenzelfde zwangerschapsduur.
In vergelijking met de controlegroep waren er geen verschillen in mentale ontwikkeling of medische problemen (zoals astma, nood aan oorbuisjes of andere ingrepen) bij kinderen blootgesteld aan chemo- of radiotherapie. Ook de kinderen van wie de moeders geen behandeling kregen, doen het even goed als hun leeftijdsgenootjes. De oudste kinderen ondergingen een grondig hartonderzoek dat uitwees dat ook hun hartfunctie heel normaal is.
De resultaten bevestigen dat er geen reden is om, uit bezorgdheid over de effecten van een kankerbehandeling, de zwangerschap te beëindigen of de behandeling uit te stellen.
Kanker is geen reden om de zwangerschap te beëindigen of een behandeling uit te stellen
Vroeggeboorte nadeliger
De studie toont bovendien voor het eerst wetenschappelijk aan dat kinderen meer last hebben van vroeggeboorte dan van chemotherapie.
Dankzij de vergelijking met de controlegroep konden de artsen een vertraagde mentale ontwikkeling linken aan vroeggeboorte. Prematuur geboren kinderen deden het iets minder goed en dat effect bleek even groot in de studiegroep als in de controlegroep. Vermijden van vroeggeboorte is dus belangrijker dan vermijden van chemotherapie.
Teamwerk
Verschillende afdelingen van UZ Leuven en de KU Leuven werkten samen aan dit onderzoek:
- Gynaecologische oncologie (Frédéric Amant, Tineke Vandenbroucke, Magali Verheecke en Sileny Han)
- Cardiologie (Jens-Uwe Voigt)
- Kindergeneeskunde (Lieven Lagae, Gunnar Naulaers, Lore Vallaeys)
- Verloskunde (Kristel Van Calsteren)
- Psychologie (Laurence Claes)
Op internationaal vlak is het onderzoek ingebed in het International Network on Cancer, Infertility and Pregnancy (INCIP).