De adolescentie is een van de meest uitdagende periodes tijdens het opgroeien, waarin de ontwikkeling van je identiteit en zelfstandigheid centraal staat. Die periode wordt dan ook door veel jongeren ervaren als een intensief proces, zeker in combinatie met een chronische ziekte, zoals diabetes. Zoals elke overgang veranderingen en onzekerheid met zich meebrengt, is dat ook zo voor jongeren met diabetes die stilaan (jong)volwassen worden.
Transitie in de brede zin van het woord is geen momentopname. Het gaat niet om een gebeurtenis die plaatsvindt op een bepaalde leeftijd, maar om een geleidelijk proces of traject. Dat traject start al op 12-jarige leeftijd en kent een graduele overgang van ouderlijke zorg en opvolging naar de nood aan autonomie en basisvertrouwen. Het proces vraagt dus meerdere jaren en omvat niet enkel het jaar waarin je de overstap van de kinder- naar de volwassenenafdeling maakt.
Het is belangrijk dat jongeren geprikkeld worden om zelfstandiger te worden in de zorg voor hun chronische ziekte. Dat betekent dat de autonomie en zelfredzaamheid van de jongere worden versterkt. Ouders moeten oefenen om hun kind los te laten. Beter gezegd: ze moeten de jongere anders leren vasthouden. Daarom worden ze actief betrokken bij het transitieproces. Ook na de overstap naar de volwassenenzorg blijven de ouders betrokken, al verandert hun positie en rol. De overgang moet met zorg en stap voor stap gebeuren.
Door de overgang tijdig te starten en goed voor te bereiden, merken we dat die in de praktijk zowel door de jongere zelf als door zijn of haar nabije omgeving als positief ervaren wordt.