1. Uit de startblokken
Een nier, een lever en zelfs een hart werden al met succes getransplanteerd vooraleer dat ook lukte met longen. Professor Verleden: “De rechtstreekse verbinding van longen met de buitenlucht zorgde voor afstotings- en infectieproblemen. Tot de jaren 80 waren de resultaten miserabel en was de overlevingskans miniem.”
Na de eerste succesvolle longtransplantaties in de VS en Canada was professor Verleden – toen assistent op de dienst pneumologie – dan ook onder de indruk. Met de ambitie om ook in Leuven met longtransplantaties te starten, deed hij ervaring op in internationale centra. Daarna volgde een intensieve voorbereiding onder leiding van de professoren Demedts, Lerut, Daenen en Lauwers. Belangrijk was de samenwerking met nefrologen en cardiologen die al jaren ervaring hadden met transplantaties. In die periode kreeg professor Dirk Van Raemdonck ook een specifieke chirurgische longtransplantatieopleiding in het buitenland.
“Begin 1991 opende de wachtlijst en datzelfde jaar werd bij de tweede patiënt zelfs al een hart-longtransplantatie uitgevoerd”, zegt professor Verleden.
In 1991 werd bij de tweede patiënt al een hart-longtransplantatie uitgevoerd. Die vrouw leeft vandaag nog steeds.
2. Patiëntenvereniging HALO vzw
Vijf jaar na de eerste longtransplantatie werd HALO vzw opgericht op vraag van enkele patiënten. Drijvende kracht achter de patiëntenvereniging was Dirk Delva, ook nu nog sociaal werker binnen het longtransplantatieprogramma.
“De vereniging werd vanuit UZ Leuven opgestart om patiënten zowel vóór als na de transplantatie meer en vooral correct te informeren”, vertelt professor Verleden. “Intussen is het een grotere en zelfstandige vereniging, maar we werken nog altijd fijn samen. Verschillende teamleden spreken regelmatig op de infosessies, waarin zowel de medische als sociale en wettelijke aspecten van een longtransplantatie aan bod komen.”
3. Donorlongen van dichtbij bekijken
Een cruciale factor voor de groei van het programma was de selectie van mogelijke donorlongen. In de beginjaren werden longen meestal via de telefoon beoordeeld op basis van onder meer de leeftijd van de donor, de radiologische beelden en de bloedgassen. Slechts 20 procent van de donorlongen geraakte door die schifting.
Professor Verleden: “Sinds 2000 gaan de transplantatiechirurgen zoveel mogelijk ter plekke kijken naar de donorlongen. Soms is er bijvoorbeeld sprake van minder goede bloedgassen, maar blijken die de longen niet per se ongeschikt te maken. Op die manier zijn nu dubbel zoveel donorlongen bruikbaar.”
Later werd er ook overgeschakeld van enkelzijdige naar vooral dubbelzijdige longtransplantaties. “Bij een enkelzijdige transplantatie zagen we vaak problemen in de resterende long. Daarom worden nu bijna systematisch dubbelzijdige longtransplantaties uitgevoerd, die een betere overlevingskans bieden op lange termijn.”