Opsporen in vroeg stadium
Prof. dr. Max Mazzone (VIB/KU Leuven): “Uit dit onderzoek blijkt hoe belangrijk het is om de rol van ons immuunsysteem bij kanker goed te begrijpen. In dit geval zal deze kennis hopelijk leiden tot een nieuwe gevoeligere test om darmkanker in een vroeg stadium op te sporen, zodat veel meer patiënten genezen kunnen worden. De volgende stap is de ontwikkeling van de test, ik hoop dat we snel een industriële partner vinden om dat te realiseren.”
Bij ontdekking in een vroeg stadium is de kans op genezing ongeveer 95%; in een laat stadium is dat minder dan 10%
Darmkanker: steeds groter medisch probleem
Darmkanker (colorectale kanker) is wereldwijd de derde meest voorkomende vorm van kanker en de tweede meest voorkomende oorzaak van kankerdoden. In 2012 werden er wereldwijd 1,4 miljoen mensen getroffen door colorectale kanker, in 2035 verwacht men dat het er 2,4 miljoen zullen zijn. Het is dus een aandoening die jaar na jaar meer mensen treft.
Darmkanker is goed behandelbaar als het in een vroeg stadium ontdekt wordt, met een kans op genezing van ongeveer 95%. In een laat stadium is na diagnose de kans op 5 jaar overleven minder dan 10%. Het is dus zeer belangrijk om de ziekte in een vroeg stadium op te kunnen sporen. En daar knelt het schoentje.
De bevolking screenen
Er bestaan geen wereldwijde screeningvoorschriften, maar omdat een vroege opsporing zo belangrijk is, bestaan er nationale initiatieven om de bevolking te screenen. Zo wordt in Vlaanderen heel de bevolkingsgroep tussen 56 en 74 uitgenodigd om zich te laten testen via de ‘immunochemische Fecaal Occult Bloed’-test (iFOB) die bloed in de stoelgang opspoort. Als die test positief is, moet er een coloscopie uitgevoerd worden ter bevestiging van de aanwezigheid van pre-kwaadaardige poliepen of kanker.
Via een bloedtest is de drempel voor mogelijke patiënten kleiner dan bij een stoelgangtest
Ook al is de iFOB-test de beste beschikbare test, de sensitiveit kan beter. De test detecteert immers niet alle darmkankers. Er is nood aan een test die meer zekerheid biedt en die darmkanker in een vroeg stadium kan opsporen en waarmee de hele bevolking bereikt wordt. Als dat via een bloedtest zou kunnen, is de drempel voor mogelijke patiënten ook kleiner dan bij een stoelgangtest.
Ons immuunsysteem reageert op kanker
Als we getroffen worden door kanker, reageert ons immuunsysteem daarop en probeert het de kankercellen weg te werken uit ons lichaam. Een belangrijke rol daarin is weggelegd voor een specifiek type witte bloedcellen: de perifere bloedmonocyten. Van het moment dat er darmkankercellen in het lichaam aanwezig zijn, reageren de perifere bloedmonocyten op stoffen die de kankercellen uitscheiden.
De nieuwe test zal al veranderingen opsporen op het moment dat een tumor zich vormt. Vroeger in de ontwikkeling van de tumor kan dus nietprof. dr. Hans Prenen
Alexander Hamm (VIB/KU Leuven): “De door de kankercellen uitgescheiden stoffen activeren specifieke genen in de monocyten. Nu we die genen geïdentificeerd hebben, kunnen we ze gebruiken om een diagnosetest te ontwikkelen. Het wordt dan mogelijk om darmkanker op te sporen in het bloed met behulp van standaardtechnologieën.”
Prof. dr. Hans Prenen (UZ Leuven): “Deze nieuwe test zal waarschijnlijk ook gevoeliger zijn, omdat die tumor-geïnduceerde veranderingen rechtstreeks opspoort en niet enkel bloed in de stoelgang. Bijkomend voordeel is dat dit proces plaatsvindt op het moment dat een tumor zich vormt, vroeger in de ontwikkeling van de tumor kan dus niet. Omdat de test gebaseerd is op de reactie van ons lichaam op aanwezigheid van darmkankercellen, kan ze ook ingezet worden om uitzaaiingen op te sporen, zelfs nadat de primaire tumor weggenomen is. Dat unieke potentieel maakt de test geschikt voor opvolging van patiënten nadat de primaire tumor via een operatie verwijderd is.”
Set biomerkers geïdentificeerd
Voor de identificatie van de genen betrokken in dit proces verzamelden Hans Prenen (UZ Leuven) en zijn collega’s uit de oncologische centra van Brussel, Heidelberg en Rome materiaal van patiënten. Daaruit konden de wetenschappers onder leiding van Max Mazzone (VIB/KU Leuven) 43 relevante genen identificeren.
Wouter Van Delm (VIB Nucleomics Core Facility): “Omdat 43 verschillende genen te veel zijn om te verwerken in een diagnostische test, was het belangrijk om een beperktere genenset te kunnen vinden met dezelfde voorspellende waarde. Het is ons gelukt om uiteindelijk uit te komen bij een set van 23, maar dat aantal proberen we nog te verkleinen.”
De uitdaging van de onderzoekers is nu om met een minimale set biomerkers een test te ontwikkelen. Voor die ontwikkeling zijn ze op zoek naar een industriële partner.