Guy: “Zowel Theo als ik zijn kankerpatiënten. Ik kom om de drie maanden op controle. Tien jaar geleden hebben ze mij hier binnengebracht met uitgezaaide longkanker. Dat was een heel moeilijke tijd. Ik had mijn zieke vader verzorgd en moeten afgeven en ik wilde zelf ook niet meer leven. Ik had alles opgegeven. Ik kreeg achtereenvolgens drie klaplongen en daarbovenop maagkanker. Het ging echt niet goed met mij, ik was op. Ik heb toen zes maanden in Gasthuisberg gelegen. Hoewel ze mij in het vorige ziekenhuis hadden opgegeven, hebben ze mij er hier toch doorgehaald en mijn leven gered. Toen ik na die zes maanden naar huis mocht, ben ik met mijn echtgenoot in een rolstoel meteen naar de kermis gegaan.”
Waar wonen jullie?
Guy: “Wij wonen op verschillende plaatsen en we reizen als goede - platonische - vrienden de wereld rond. Dat deden we overigens al als kind. Ik heb een appartement, drie huizen en een hotelsuite in Gran Canaria. Theo heeft een prachtig huis in de Ardennen, maar woont het grootste deel van het jaar in het Bulgaarse Helena, dat is een badplaats in de Balkan. Na ons onderzoek hier vertrekken we trouwens naar Helena. Wij genieten echt van het leven. Maar we wérken natuurlijk ook wel. Ik geef al veertig jaar oenologie in de hotelschool van Hasselt. En de man hier naast me is een van de bekendste kappers in Nederland, hij heeft talloze beroemdheden gekapt.”
Jij hebt dus een echtgenoot, Guy?
Guy: “Ik ben inderdaad getrouwd, de eerste en de enige keer in mijn leven. Trouwen is houwen tot aan de dood, zeg ik altijd. Mijn echtgenoot is een hooggeplaatste Duitse officier en heeft een topfunctie op het ministerie van landsverdediging. We leefden al dertig jaar samen, maar we zijn getrouwd toen ik in de coma lag. Ze hebben mij uit de coma gehaald op mijn sterfbed. Mijn echtgenoot kreeg daardoor een volmacht en liet me onmiddellijk naar dit ziekenhuis overbrengen. Het was een dubbeltje op zijn kant, anders had ik hier nu niet gezeten.”
Waarom wilde je zo plots trouwen?
Guy: “Ik was verwikkeld in een vreselijke erfeniskwestie en ik was aan het bouwen aan de kust, dat kostte handenvol geld. Ik had daarom veel kapitaal op mijn rekening staan. Om dat geld te redden uit de handen van erfgenamen, was het belangrijk dat ik huwde, zodat mijn echtgenoot een volmacht kreeg terwijl ik in een coma lag.”
Het was vroeger toch niet eenvoudig om je te outen als homo?
Guy: “Ach, we komen uit kapitaalkrachtige families, we konden alles naar onze hand zetten. Als kind hadden we een grote mond, we lieten ons niet doen. En toen we volwassen waren: als er geld op tafel komt, zijn mensen opeens toleranter. Het geroddel kon ons niet deren. Later heb ik het wel moeilijk gehad omdat mijn Duitse vriend een hoge functie had. Op een gegeven werden we zelfs gevolgd door de geheime politie.”
Niks moet, alleen sterven moet
Theo: “Ik ben er altijd openlijk voor uitgekomen. Als kapper van beroemdheden interviewden ze mij soms op de televisie. Dan zei ik gewoon: ‘Klopt, ik ben homoseksueel.’ Nederland is op dat gebied altijd toleranter geweest. Ik had een kapsalon in Weert, maar daar kwamen bijna geen plaatselijke mensen, wél veel bekende Nederlanders, Willeke Alberti bijvoorbeeld. Ik heb ook nog in Parijs gewerkt, als rechterhand van de wereldberoemde kapper Alexandre de Paris. Ik deed er de kleuringen en daar zag je klanten als Grace Kelly, Audrey Hepburn en Cathérine Deneuve. Ze slopen binnen door de achterdeur. Het waren heel gewone mensen. Cathérine Deneuve was de eenvoudigste: een echte dame, ze had absoluut geen kapsones.”
Hoe zien de verdere plannen er uit?
Guy: “We gaan nu naar Bulgarije en daarna naar Gran Canaria. In december komt mijn man af en houden we een wildfestijn in het landgoed van Theo in de Ardennen. Tussendoor ga ik naar Keulen, daar heb ik een huis aan de Rijn, op een schitterende locatie. Ja, we vliegen nogal wat heen en weer en we leven goed. Maar we hebben ook hard gewerkt.”
Jullie zitten er warm in, maar in het ziekenhuis zie je veel verdriet en ellende.
Guy: “(emotioneel) We hadden het er daarnet nog over. We vertrokken vanmorgen vroeg aan de kust en kregen onderweg een lekke band, dat is niet leuk. Maar toen we hier toekwamen, dachten we: waar klagen we toch over? Zet al die mensen die mopperen en zeuren over onbenulligheden hier een uurtje in de koffieshop en laat ze hun ogen de kost geven. Dan zullen ze wel anders piepen.”
Het leven is wel makkelijker als je rijk bent.
Guy: “Dat is waar. Onze filosofie is: geniet van het leven, want niks moet, alleen sterven moet. We hebben een rijkelijk leven, maar we hebben niet de instelling van rijke mensen. Wij hebben altijd op onze manier gedeeld. Gisteren waren we nog op de kermis van Luik en zagen we een arme stakker op de grond liggen (krijgt het moeilijk). Hij bedelde om wat geld. We hebben hem het geld gegeven dat we normaal aan smoutebollen zouden geven. Respect voor de medemens is van het allergrootste belang. Geld of niet, ik was hier in het ziekenhuis volledig afhankelijk van de kennis en de inzet van artsen, verpleegkundigen en iedereen in het ziekenhuis. Ik heb enorm veel waardering voor de verpleegkundigen. Tegen dat ze op pensioen gaan, zijn ze helemaal opgebrand. Spendeer maar eens een nacht op een afdeling, dan weet je het wel. Ik weet wat voor een onmogelijke patiënt ik ben. Als ik ziek ben, moeten ze me met rust laten. En zo zijn er veel patiënten. Het personeel hier moet dat allemaal ondergaan. Ik doe mijn hoed af voor die stille werkers die veel te weinig verdienen. Ja, ik ben blij dat ik dat eens heb kunnen zeggen! Echt waar, ik kom alleen nog naar UZ Leuven. Wat mij ook moge overkomen, al zit ik aan de andere kant van de wereld, ik heb aan al mijn verzekeringen opdracht gegeven om mij meteen naar Leuven over te vliegen. En nu verschijnen we dus in jullie magazine. De lezers zullen zeggen: wat zijn dat voor rare flamingo’s!”
(Tekst: Jan Van Rompaey)
Graag meer lezen?
Alle verhalen uit Dorp in de stad van de voorbije jaren vind je hier.