Deze ingreep wordt gepland wanneer het voorste deel van het hoornvlies beschadigd is, bijvoorbeeld bij oppervlakkige littekens, keratoconus of bij bepaalde familiale hoornvliesafwijkingen. Tijdens de operatie wordt het voorste gedeelte van het hoornvlies weggesneden.
Op het eigen resterende hoornvlies wordt een op maat gesneden donorhoornvlies gehecht met een 16-tal aparte of 2 doorlopende niet-oplosbare hechtingen. Tijdens de operatie kan blijken dat de achterste laag van het hoornvlies niet stevig genoeg is. Indien dit het geval is, zal tijdens de operatie beslist worden om alsnog een penetrerende keratoplastie uit te voeren. Afhankelijk van de aanleiding van de keratoplastie wordt er nog een onderscheid gemaakt tussen SALK (superficiële (oppervlakkige) anterieure lamellaire keratoplastie) en DALK (diepe anterieure lamellaire keratoplastie).
De dag na de operatie krijgt u een controle-onderzoek om te kijken of de genezing normaal verloopt. De hospitalisatieduur is afhankelijk van de genezing en wordt individueel bepaald.
De hechtingen kunnen in de eerste week na de operatie het gevoel van een zandkorrel in het oog geven.
Door de manuele hechttechniek ontstaat er veelal een wisselende graad van astigmatisme. Indien het astigmatisme te uitgesproken is, kan vanaf 3 maand na de operatie beslist worden sommige hechtingen te herplaatsen. In het algemeen worden de hechtingen nooit binnen het jaar na de ingreep verwijderd. Het grootste deel van de patiënten heeft nadien alsnog contactlenzen of een bril nodig om het zicht te optimaliseren. Doordat enkel het voorste deel van het hoornvlies getransplanteerd wordt, is er minder kans op afstoting.