Wie is Willy Peeters als mens en als kunstenaar?
Ik ben beeldhouwer. Toen ik elf was, voelde ik een vonk om kunstenaar te worden. Die kreeg ik niet van thuis uit mee, wel in de abdij van Tongerlo. Daar zag ik het schilderij ‘Het Laatste Avondmaal’ van Leonardo Da Vinci: wauw!
TOEN IK ELF WAS, VOELDE IK EEN VONK OM KUNSTENAAR TE WORDEN.
Later, toen ik vijftien was en zwaar met de puberteit worstelde, koos ik voor de kunsthumaniora in Sint-Lucas. Daar ging wel een serieuze strijd aan vooraf, want mijn ouders zagen kunst niet als een echt vak.
Wat deed het met jou toen je dat ‘Laatste Avondmaal’ van Da Vinci zag?
Daar voelde ik die vonk: ik wilde ook kunstenaar worden! Tekenen en schilderen wilde ik doen, van beeldhouwen was nog geen sprake. Wel maakte ik mijn wekelijkse opdrachten in Sint-Lucas meestal driedimensionaal. Dat was dus al aan het broeden. Na de kunsthumaniora koos ik resoluut voor beeldhouwen. Ik herinner mij heel goed mijn leerkracht Koenraad Tinel. Die was zeer begeesterend. Hij is nog altijd actief, ook al is hij in de tachtig.
Hoe zou je jezelf omschrijven als mens? Wat is jouw voornaamste eigenschap?
Al van in mijn jeugd ben ik sociaal betrokken. Niet altijd even fel want als kunstenaar moet je soms ook gewoon aan je kostwinning denken. Sociaal engagement of je brood verdienen: dat is soms een dilemma geweest. Daarin heb ik mijn weg gezocht en intussen ook gevonden.
Hoe zou jij kunst omschrijven?
Ja, wat is kunst? Ik weet het ook niet. Ik herinner me een radio-interview tussen Jan Hoet en Frans Boenders. Frans Boenders legde Jan Hoet het vuur aan de schenen: wat is échte schoonheid? Wat is échte kunst? Op een bepaald moment zegt Jan Hoet: ‘Frans, als gij weet wat kunst is: zeg het mij, want ik weet het niet!’ Typisch Jan Hoet!
JA, WAT IS KUNST? IK WEET HET OOK NIET.
Zijn uitspraak trof mij zo, dat ik ze hier graag herhaal. Kunst verandert voortdurend, kunst krijgt altijd andere interpretaties, in kunst zie je wisselende trends: sommige halen de bovenhand, andere verdwijnen eerst een beetje in de marge, maar worden achteraf dikwijls weer opgepikt. Dus ja, wat is kunst?
Je hebt een eigen stijl ontwikkeld, die zeer herkenbaar is. Hoe kwam je daarbij?
Mijn opleiding verliep voor een groot deel in de abstracte richting. Dan bestudeer je vooral vormen en kleuren. Ook modeltekenen hadden wij van in het begin vrij intens. Naar het einde van mijn studieperiode toe, vooral in de beeldhouwafdeling, keerde ik heel bewust terug naar het creatieve. We kregen ook opdrachten om figuratief te werken, maar de meeste kunstenaars kozen toen eerder voor de abstracte richting, net zoals de opleiding trouwens. Zelf koos ik toen al om in de figuratieve richting mijn weg te zoeken.
Waarom koos je eerder voor het figuratieve dan voor het abstracte werk?
Ik kon in figuratieve creaties veel meer dan in de abstraherende richting het diepste van mezelf kwijt. Dat was eerst wel een beetje moeilijk. We spreken van begin jaren ’80: toen was het nog niet zo vanzelfsprekend om met figuratief werk buiten te komen, ook niet in de beeldhouwkunst. Maar de mens in al zijn facetten en met al zijn kenmerken heeft mij altijd enorm gefascineerd. Meestal de naakte mens dan nog, naargelang het onderwerp of het thema.
Je maakt regelmatig kunst voor ziekenhuizen en andere instellingen waar kwetsbare mensen verblijven. Welke rol speelt kwetsbaarheid in jouw werk?
Trauma’s die mensen oplopen, hun gevoeligheden, de liefde … dat zijn allemaal elementen die mij erg aanspreken. Voor ziekenhuizen en dat soort van instellingen werk ik meestal in opdracht. Waarom komen ze bij mij? Waarschijnlijk omdat ze iets in mijn werk herkennen. Sommige thema’s liggen echt bijzonder gevoelig. Denk bijvoorbeeld aan een zwaar verkeersongeval of aan zelfdoding. Dat kan heel diep gaan. Dan verlang ik er niet altijd naar om zo’n opdracht aan te pakken …
Overleg je vooraf met de opdrachtgevers?
Ja, een gesprek vooraf is heel belangrijk. Ik heb echt al heel intense momenten meegemaakt, absoluut.
Vergis ik mij als ik zeg dat verbinding ook een heel sterke rol in jouw kunst speelt?
Vanaf het begin heb ik met groepen figuren gewerkt. In mijn beginperiode waren dat uitgebreide groepen van wel zestig tot zeventig figuren. Nu zijn het er meestal minder, slechts af en toe komt er nog eens een grote groep tevoorschijn. De beweging tussen mensen onderling, de dynamiek in een sociaal gebeuren: dat boeit mij en dat wil ik in die beelden uitdrukken.
Mij lijkt het alsof er ook een transcendente dimensie, iets mystieks in jouw kunst zit. Klopt dat?
Daarover heb ik nog niet nagedacht. Ik ben daar niet bewust mee bezig. Ik merk wel dat dat element aanwezig is, maar zeker niet in elk beeld. In een aantal werken dan weer zeker wel, dat merk ik aan reacties die ik krijg. Bepaalde werken komen zo diep bij mensen binnen dat ik zeg ‘Ja, dat gaat niet meer puur over dat werk. Dat is iets wat dat werk bij mensen teweeg brengt.’ Misschien mag ik dit als transcendent omschrijven? Ik weet het niet.
Heb je ook iets met God?
Het ligt eraan hoe je die invult. Als het over God gaat, gaat het voor mij over een groter geheel waarin wij allemaal passen. Dat voel ik wel: het al, het totaal.
En de figuur van Jezus, wie is dat voor jou?
De figuur van Jezus is voor mij een heel boeiende profeet, een hele wijze man van wie ik geen volgeling meer ben, maar voor wie ik wel veel bewondering heb.
Een tijdje geleden zag ik een documentaire van Antony Gormley. Hij is een Britse kunsthistoricus die in grotten de oudste kunst gaat bekijken. Hij zegt: ‘Eigenlijk is kunst onze manier om de tijd die alsmaar doorgaat stil te zetten. Via kunst zetten we iets in de wereld dat ons als het ware vereeuwigt. Dat ‘iets’ zegt: ‘Dit ben ik, ik ben hier geweest en dit laat ik hier achter om te tonen dat de mens de tijd toch kan stilzetten.’ Kan je je hierin vinden?
De voorbije jaren heb ik regelmatig in gesprekken met vrienden gezegd: ‘Ik durf af en toe over mijn schouder kijken om te zien wat ik nalaat.’ Vroeger was ik daar veel minder mee bezig, maar de laatste jaren toch meer. Dan zeg ik tegen mezelf: ‘Dit is iets wat ik nalaat. Dit heb ik bij mensen teweeggebracht.’
Onlangs heb je het kunstwerk ‘Verbonden’ voor de kapel van Gasthuisberg gecreëerd. Waarom heb je dat op deze manier vorm gegeven?
Martijn (nvdr: Martijn Steegen, het Hoofd van de Pastorale Dienst in Gasthuisberg) komt hier samen met Filip en Etienne (nvdr: twee pastores): ‘Willy, onze kapel is zopas vernieuwd, we willen daar graag een kruisbeeld dat ook toegankelijk is voor niet- en andersgelovigen.’ Dat triggerde mij enorm: ‘Wat vraag je nu? Een kruisbeeld dat ook toegankelijk is voor niet- en andersgelovigen? Wauw! Wat een opdracht is dat!’
Je vond het duidelijk een fantastisch idee!
Ja, een fantastisch concept. Achteraf heb ik daar met vrienden over gesproken. Sommigen reageerden onmiddellijk: ‘Ah, dan mogen er geen menselijk figuren in.’ ‘Waarom niet?’ vraag ik. ‘Omwille van de moslims!’ antwoordden ze. En ik weer: ‘Moslims die zich daaraan storen, komen toch niet in een kapel?’ Probleem opgelost. En andersgelovigen die er wel voor openstaan, zijn welkom en kunnen ervan meegenieten. Ik vond dat concept dus een heel boeiend gegeven.
Hoe vlotte het werk?
Ik ben heel snel en heel hevig aan de slag gegaan. Het idee zat vrij vlug volledig in mijn hoofd. Daarom begon ik algauw op ware grootte te werken. En dat terwijl de pastorale dienst mij om ontwerpen had gevraagd die ze konden goedkeuren en opvolgen! Ik dacht: ‘Als het hen niet bevalt, hou ik dit werk voor mezelf en doe ik er wel iets mee.’
Een tijdje later stuurde ik enkele ontwerpschetsen naar de pastorale dienst maar ik kreeg in eerste instantie geen reactie. Ik dacht: ‘Oei!’ Ik werkte gedurende een aantal weken gewoon verder. Op een bepaald moment begint dat beeld in vorm te komen, ook al was het nog vrij instabiel. Dat was tijdens het voorjaar van afgelopen jaar: de warmte in het atelier kreeg impact op het werk. Ik moest het steunen met bamboestokjes om het recht te houden…
Dat lijkt me een delicate operatie!
Absoluut, heel delicaat. Maar ik voelde en wist dat ik goed zat. Op een bepaald moment had ik voor ander werk een afspraak in de gieterij en besloot ik om ook de Gasthuisbergopdracht mee te nemen. Wat mij betrof, was de creatie klaar, ik wilde ze laten gieten. Dat was op een vrijdag. Drie dagen later, op maandag, krijg ik van Martijn een heel vriendelijk mailtje: ‘We hebben uw ontwerpen bekeken en dat zit goed.’ Haha! Etienne had bij de ontwerpschetsen een tekstje geschreven. Wat ik daar las, was perfect de boodschap die ik in mijn beeld gestoken had. Ik zeg: ‘Knal erop!’ Ik was echt enthousiast. Ook enkele mensen die het vooraf gezien hadden, zeiden: ‘Dat is een tof ding!’
Hoe voel je eigenlijk of zo’n idee goed zit?
Het moet uiteraard plastisch goed in vorm zitten, maar vooral inhoudelijk. Bij dit beeld vond ik dat een sterk gegeven: die takkenstructuur die lijden uitdrukt, die mensen die verbinding uitdrukken en dat allemaal in boomvorm. Het is pure intuïtie.
Je begint dus zonder het eindbeeld in gedachten?
Jawel, zonder het eindbeeld in gedachten… Soms zie ik in een fractie van een seconde beelden voor mij. Dan is het een kwestie van die te proberen vasthouden en uitvoeren. Soms zijn ideeën vooraf heel duidelijk, soms ontstaan ze tijdens het proces. Gedurende de creatie ontwikkelen ze zich dan nog verder. En soms groeit het ene beeld uit het andere.
SOMS ZIJN IDEEËN VOORAF HEEL DUIDELIJK, SOMS ONTSTAAN ZE TIJDENS HET PROCES.
Het kruisbeeld was van in het begin ‘af’ in mijn hoofd. Ik wist ook onmiddellijk dat het 2m20 hoog moest worden. Ik vond het een bijzonder boeiende opdracht die bijna contradictorisch was: een kruisbeeld maken dat ook toegankelijk is voor anders- en niet-gelovigen. En tegelijk is het kruis een universeel gegeven. Daarom moesten groei, dynamiek, energie én dood er van het begin af aan inzitten.
Als een beeld af is, wat voel je dan?
Soms wat onzekerheid: ‘Wat gaan ze ervan vinden?’ Meestal, in dit geval toch zeker, overtuiging: ‘Dit zit goed, dit is een sterk beeld.’
Trots ook, zo van ‘ik heb iets geschapen’?
Ja, maar die trots is meestal van korte duur, omdat ik met andere zaken verder werk. Het is ook al een zeldzame keer gebeurd dat een werk van de gieterij terugkwam en ik dacht: ‘Tiens, dat heb ik net iets te vroeg laten gieten.’ Soms werk ik dan verder op dat beeld, met andere elementen in brons of in was. Ik laat die dan apart gieten en combineer ze achteraf.
Wat doet het met jou om jouw beeld in de kapel te zien?
Het staat hier heel mooi. Zeker met het lichtspotje erop geeft het iets extra aan de ruimte. Chris, mijn vrouw, werd er ook stil van. En ik heb de indruk dat er wat reactie op komt.
Je bent behoorlijk uniek in het Vlaamse kunstlandschap, hé?
Mijn meest intense werken en de diepte in een beeld zoals dit zijn zeker uniek, dat zie ik er niet veel nadoen. Als het gaat over figuren die dansen of bewegen, merk ik wel verwantschap met andere kunstenaars.
Hoe zou je jouw stroming noemen? Figuratief-symbolisch?
Ik heb al vaak nagedacht hoe ik die richting zou omschrijven. Symbolistisch misschien. In elk geval helemaal niet naturalistisch, want ik werk totaal niet naar de natuur. Ik werk puur vanuit verbeelding.
Heb je zelf voorbeelden in de kunst? Mensen die je bewondert?
Pieter Bruegel de Oude vind ik een fantastische kunstenaar. Die heeft zo’n breed spectrum! Hij schilderde zowel brave boerentableaus als taferelen uit de hel. Daarnaast bewonder ik Jeroen Bosch. Die is iets beperkter in z’n gamma, maar zijn fantasiewereld spreekt mij enorm aan. Ook Francis Goya vind ik een schitterende kunstenaar.
En hedendaagse kunstenaars?
Ik heb in het SMAK een tentoonstelling gezien met tekeningen van Thierry De Cordier. Ik was zwaar onder de indruk. Hij is vooral een conceptueel kunstenaar, maar die man kan tekenen! Hij kent zijn métier en doet daarmee zijn ding. Zijn grillige landschappen worden bijna onherkenbaar. Hem vind ik dus een zeer boeiende figuur.
Even terug naar jouw kruisbeeld hier. Welke betekenissen heb je er allemaal ingelegd?
Er zit geen kruisbeeld in en ook geen Christus. De naar voorhangende takken symboliseren het hoofd van Christus. Als je het kruisbeeld kent, herken je natuurlijk onmiddellijk een Christusfiguur, maar eigenlijk is het een takkenstructuur. Rond die takkenstructuur zit een werveling van andere takken met menselijke figuren die verbondenheid symboliseren. Bovenaan zie je een figuur die het geheel een beetje overschouwt.
Is dit hoe jij het kruis ziet?
Het is puur een eigen creatie. Het is geen Jezusfiguur, maar in die takkenstructuur herken je zowel het lijden als het nieuwe leven. In de figuren daarrond herken je groei en dynamiek.
Groei, dynamiek en herrijzen zijn ook weerkerende thema’s in je werk…
Ja, dat klopt. Vanuit dat thema heb ik een aantal beelden gemaakt met boomstructuren die uit parende koppels bestaan, heel leuk. Een van die beelden is opgenomen in mijn eerste boek dat over mijn werk gaat. Een tijd later, ik spreek nu over een tiental jaren geleden, kreeg ik een mailtje van het CD&V-hoofdkantoor. Wouter Beke was toen voorzitter. Ze wilden graag een foto van mijn werk als boekcover gebruiken. De foto die ze voor ogen hadden, was het beeld ‘driften’.
IK HEB EEN AANTAL BEELDEN GEMAAKT MET BOOMSTRUCTUREN DIE UIT PARENDE KOPPELS BESTAAN, HEEL LEUK.
Ik bedank hen voor de aandacht en voor de waardering van mijn werk en geef toestemming om het beeld te gebruiken, met naamvermelding en alle geplogenheden. Niet lang daarna krijg ik de vraag of het kunstwerk nog beschikbaar is. ‘Nee, dat is al verkocht,’ zeg ik, ‘maar ik heb nog varianten op datzelfde concept.’ Ik zeg niets over de copulerende mensen en we maken een afspraak. Enkele weken later, op een vrijdagavond, komt meneer Beke naar de tentoonstellingsplaats. Ik geef uitleg over mijn werk en we lopen naar de bewuste creatie die ik netjes had opgesteld. ‘Voilà,’ zeg ik, ‘hier is het werk ‘Tree of Love’. Zoals u ziet, is het opgesteld uit parende koppels, net zoals de compositie op de cover van uw boek.’
Hoe reageerde Wouter Beke?
Hij schrok nog niet licht! Maar ik viel onmiddellijk op mijn poten en vervolgde mijn uitleg: ‘Het werk gaat eigenlijk over groei en dynamiek, over leven geven, over energie, over scheppen.’ En voilà, verkocht! Achteraf heeft Wouter Beke deze anekdote nog aangehaald in een interview met Humo. Het is dus allemaal goed gekomen.
Het kunstwerk gaat dus niet over seks?
Nee, het gaat niet over seks, het gaat wel degelijk over leven geven, over groei, over energie en levenskracht. Ik heb dat idee toevallig in de vorm van parende koppels gegoten die zelf in hun totaliteit de vorm van een boom krijgen,
Hier staat ook een engel, hé?
Dat is mijn Prometheus, de vuurbrenger. Die heb ik tijdens de coronatijd gemaakt. Prometheus stal het vuur bij de goden om het aan de mensen te geven. Achteraf is hij daarvoor gestraft. Maar tijdens de coronacrisis zat mijn Prometheus met een probleem: hij is zelf in brand gevlogen! De vlammen schieten uit zijn rug.
In zijn ijver om het vuur te brengen is hij zelf in brand gevlogen?
Ja, ik heb de vrijheid genomen om het zo uit te beelden.
Nog een vraagje over de sociale aspecten van kunst. Je zegt: ‘Ik ben sociaal zeer geëngageerd.’ Koen Van Mechelen heeft ook die speciale insteek. Hoe uit zich dat bij jou?
Bij mij gaat het niet zo rechtstreeks als bij Koen Van Mechelen om de sociale insteek. Met zijn Cosmogolem wil hij kinderen letterlijk bij zijn project betrekken. Dat pakt hij zelfs fysiek aan: hij maakt een deurtje in de Cosmogolem om briefjes in te posten. Een prachtig concept vind ik dat! In mijn werk zit een grotere afstand. Ik verwacht meer dat een vonk zal overslaan om dan toch iets in beweging te brengen. Ik zoek niet bewust om iets teweeg te brengen.
Maar toch om de wereld beter te maken?
Absoluut.
En ook om mensen te raken, hé?
Ik ondervind inderdaad dat mijn kunst iets met mensen doet, maar dat is niet mijn eerste bedoeling. Wat mijn kunst met mensen doet, maakt het voor mij wel de moeite waard. Daar put ik ongelooflijk veel genoegen uit. Het geeft me enorm veel voldoening en het doet me iets wanneer ik merk hoezeer mensen bewogen worden, bijvoorbeeld door het beeld ‘Voor altijd verbonden’ dat ik maakte voor de kinderen die verongelukten tijdens de busramp in Sierre.
WAT MIJN KUNST MET MENSEN DOET, MAAKT HET VOOR MIJ WEL DE MOEITE WAARD.
Hetzelfde ervaar ik bij het beeld ‘Heling-Hoop’ dat ik creëerde voor het Heilig Hart-ziekenhuis. Ik maakte een compositie met vier artsen onderaan en een vijfde figuur die er bovenuit wervelt. Je kan je afvragen of de artsen bezig zijn om die figuur te genezen, of dat die figuur net aan de genezing ‘ontsnapt’. Die dubbelheid in de symboliek heb ik er heel bewust ingelegd, net omdat die ambivalentie in een ziekenhuis dagelijkse realiteit is…
Interview: Johan Van der Vloet i.s.m. Pastorale dienst UZ Leuven