Verwantschapsonderzoeken

Paterniteitsonderzoek, Vaderschapstest
Bepaling van genetische verwantschap tussen twee of meerdere personen.

Afstammingscentrum

Het Vlaams Afstammingscentrum is een onafhankelijk centrum waar iedereen met vragen over zijn of haar afstamming, terecht kan. Het biedt hulp, ondersteuning en psychosociale begeleiding bij de zoektocht naar genetische verwanten.

U kunt een beroep doen op het afstammingscentrum als geadopteerde, geboorteouder van geadopteerde kinderen, gameetdonor (eicel- of spermadonor), kind geboren uit (vermoedelijke) gameetdonatie, Belgische metisse, kind geboren ‘sous x’ in het buitenland of vondeling.

Lees meer over het afstammingscentrum

DNA-verwantschapsonderzoek op vraag van overheid of privé

Afspraken

Een DNA-verwantschapsonderzoek op vraag van de overheid of privé wordt uitgevoerd:

  • Privé of wegens medische vraagstelling in samenwerking met het centrum menselijke erfelijkheid
  • In het kader van een strafrechtelijke of burgerrechtelijke procedure op vraag van een magistraat

Verwantschapsonderzoeken waarbij minderjaren zijn betrokken, worden enkel uitgevoerd met een officiële opdracht van de rechtbank of op vraag van de overheid (Binnen- of Buitenlandse Zaken), of als het DNA-onderzoek in het belang van het kind is om zijn of haar biologische ouder te bevestigen.

Situaties

Het genetisch profiel of autosomaal DNA-profiel van een persoon kan gebruikt worden om de biologische verwantschap met andere personen vast te stellen. Dat profiel is voor de helft afkomstig van de biologische moeder en voor de andere helft van de biologische vader.

Dit type onderzoek kan gebruikt worden om:

  • Verwantschappen met ouders, broers of zussen, kleinkinderen of grootouders vast te stellen.
  • Biologisch vaderschap van kinderen geboren uit een incestueuze relatie aan te tonen.
  • Biologische verwantschap bij gezinshereniging vast te stellen.
  • Vaderschap van de foetus te constateren bij het overlijden van de moeder of na een abortus.
  • Biologisch vaderschap te bepalen voor het toekennen van alimentatie of naamsverandering.
  • Skeletresten of een verkoold lichaam te identificeren via een vergelijking met mogelijke verwanten of gebruiksvoorwerpen (o.a. tandenborstel) van een vermiste persoon.
  • Onbekende of ongeïdentificeerde (levende of overleden) personen te identificeren. 

Verloop

Het onderzoek omvat de volgende stappen:

  • DNA-isolatie van:
    • Referentiestalen van verdachten, slachtoffers of andere personen (bv. wangslijmvlies, bloedstaal of haren)
    • Stalen van een overleden persoon (bv. bloed, bot, tanden, vinger- of teennagels ...)
  • Opstellen van een DNA-profiel.
  • Interpretatie van de verkregen DNA-profielen inclusief vergelijking.
  • Bepaling van de waarschijnlijkheid van verwantschap tussen de betrokken personen op basis van verschillende hypothesen.

Resultaat

De resultaten van dit onderzoek maken deel uit van het schriftelijk deskundigenverslag.

Bij burgerrechtelijke zaken zal in het kader van de tegensprekelijkheid eerst een voorlopig verslag worden opgesteld, gevolgd door een definitief deskundigenverslag.

Veelgestelde vragen

Het DNA dat wordt geanalyseerd, bevindt zich in de kern van elke lichaamscel en is bijgevolg identiek of men nu DNA uit bloed zou nemen of uit wangslijmvlies. Afname van wangslijmvlies is minder belastend voor een persoon en toch worden hiermee voldoende lichaamscellen afgenomen voor DNA-analyse. Een DNA-analyse op wangslijmvlies is even betrouwbaar als deze op een bloedstaal.

Haren bevatten enkel voldoende kern-DNA in de haarwortels. Bijgevolg is het niet mogelijk om een afstammingsonderzoek te doen op afgeknipte haren.

Een uitzondering is echter bepaling van het biologisch moederschap. Hierbij is het mogelijk om gebruik te maken van het mitochondriaal DNA (mtDNA) dat in de energiecentrales (de mitochondriën) van de cel aanwezig is. Afgeknipte haren bevatten nog voldoende mtDNA voor analyse. MtDNA is echter niet voldoende informatief om met een zeer grote waarschijnlijkheid het biologisch moederschap vast te stellen. Daarom wordt er steeds gewerkt met het kern-DNA wat meer genetische informatie oplevert.

De stukjes DNA die bij een kind in het licht worden gesteld komen zowel van vader als van moeder. Hun oorspong is enkel te achterhalen als zowel het DNA van de vader als de moeder wordt onderzocht.

Het DNA van de moeder moet ons dus toelaten om de vaderlijke allelen in het DNA-profiel van het kind te identificeren. Deze vaderlijke allelen moeten dan ook volledig terug te vinden zijn in het DNA-profiel van de biologische vader.

Wanneer we niet over het DNA van de biologische moeder beschikken dan bestaat theoretisch de kans dat een aantal gemeenschappelijke allelen tussen het DNA-profiel van het kind en de geteste man in werkelijkheid van de biologische moeder afkomstig zijn. Met deze informatie zouden we de geteste man kunnen uitsluiten als mogelijke biologische vader. Anderzijds zal de waarschijnlijkheid van vaderschap groter zijn wanneer we ook over de informatie van de moeder beschikken.

Tot zijn meerderjarigheid kan een kind wettelijk geen toelating geven voor DNA-onderzoek. Enkel de ouders of de voogd kunnen toestemming verlenen indien het DNA-onderzoek van belang is voor medische doeleinden (bvb. erfelijkheidsonderzoek) en in het belang van de gezondheid van het kind.

Een verwantschapsonderzoek valt buiten dit domein waardoor enkel officiële instanties (bvb. rechtbank, of ministerie in het geval van gezinshereniging) hiervoor toelating en opdracht kunnen geven. In deze laatste gevallen zal de biologische moeder of de voogd zich schriftelijk akkoord moeten verklaren met het onderzoek. In de andere gevallen kan een verwantschapsonderzoek bij een minderjarig kind als een "clandestien" onderzoek worden bestempeld gezien het in strijd is met het Internationaal Verdrag van de Rechten van het Kind.

Na het afnemen van de stalen voor onderzoek en enkel wanneer al de stalen in het dossier ter beschikking zijn, duurt de analyse in het laboratorium één week als de standaard testen moeten uitgevoerd worden. De resultaten van het onderzoek - uitsluiting of inclusie - zijn dan telefonisch ter beschikking. Hiervoor zal u van ons een controlenummer toegekend worden dat samen met het dossiernummer moet vermeld worden wanneer u ons telefonisch contacteert voor de resultaten. Bij een niet-standaard analyse kan de analysetermijn langer zijn wat bij afname van de stalen medegedeeld zal worden.

Afhankelijk of het DNA-onderzoek al dan niet in het kader van een gerechtelijke procedure  verloopt zal een rapport worden opgesteld dat binnen 3 weken na afname van de stalen zal verstuurd worden. In een gerechtelijke procedure zal eerst een voorlopig rapport worden opgemaakt waarna de verschillende partijen tenminste 2 weken de tijd krijgen om opmerkingen te formuleren. Hierna zal het eindverslag naar de rechtbank en de verschillende partijen worden gestuurd. In al de andere gevallen zal het eindverslag na de analyse worden opgemaakt en verstuurd naar de verschillende betrokken personen.

De betrouwbaarheid van de uitslag is afhankelijk van het aantal uitgevoerde testen en de wijze  waarop de analyses worden uitgevoerd. Standaard worden in het Activiteitscentrum voor Forensische Genetica en Moleculaire Archeologie 17 verschillende DNA-merkers  geanalyseerd in het verwantschapsonderzoek wat voldoende is om met een waarschijnlijkheid van tenminste 99,999994% een niet-biologische ouder uit te sluiten. Ter bevestiging van de resultaten wordt elk staal door 2 verschillende labotechnici onafhankelijk van elkaar geanalyseerd met verschillende test-kits .

De procedures voor DNA-onderzoek in het Activiteitscentrum voor Forensische Genetica en Moleculaire Archeologie zijn geaccrediteerd door BELAC volgens de internationale normen ISO 17025.

Wanneer we spreken over een mutatie dan bedoelen wij dat tijdens de vorming van de geslachtscellen er een toevallige wijziging is gebeurd in het DNA waardoor het allel in de geslachtscel verschillend is van deze in uw lichaamscellen.

Deze wijziging of mutatie is een toevallig fenomeen en wanneer het plaatsgrijpt in het niet-coderende DNA (ongeveer 97% van ons DNA) dan zal het ook geen consequenties hebben voor het normaal functioneren van de cellen of het lichaam.

De DNA-merkers die wij gebruiken in het verwantschapsonderzoek, liggen op niet-coderende segmenten van het menselijk DNA. De mutatie wordt zichtbaar wanneer we een DNA-profiel opstellen van uw biologisch kind. In meer dan 90% van de situaties zal er slechts een miniem verschil zijn tussen het allel in uw DNA-profiel (bvb. 10) en het allel bij uw kind (bvb. 9). Normaal zal dit zich slechts voordoen bij slechts één van de 17 geteste DNA-merkers, in uitzonderlijke gevallen bij 2 DNA-merkers. In de waarschijnlijkheidsberekening zal rekening gehouden worden met deze mutatie.

Laatste aanpassing: 7 september 2023