Vorming en transport van zaadcellen
De aanmaak van zaadcellen (spermatozoa) wordt geregeld door gonadotrofines, hormonen die worden afgescheiden door de hypofyse, een kleine klier onderaan de hersenen. De zaadcellen worden in dunne kanaaltjes in de teelbal gevormd. De vorming van het zaad verloopt ideaal bij een temperatuur die iets lager ligt dan de gemiddelde lichaamstemperatuur. De testikels bevinden zich daarom buiten de buikholte.
De nieuw gevormde zaadcellen worden vervolgens verzameld in de bijbal (epididymis), de zachte massa die boven de teelballen ligt. De zaadleiders lopen van de bijbal via de liesstreek naar de onderbuik achter de blaas, waar ze in de zaadblaasjes uitmonden.
De zaadblaasjes en de prostaat produceren het vocht waarin de zaadcellen zich bevinden bij de zaaduitstorting. Het vocht bevat een aantal producten om de zaadcellen na de zaaduitstorting of ejaculatie enige tijd in leven te houden.
Tijdens de zaadlozing trekken de zaadblaasjes en de prostaat ritmisch samen en stoten de zaadcellen en het vocht naar buiten. Het volume van een zaadlozing (het ejaculaat) is niet altijd even groot en ligt normaal tussen de twee en zes milliliter. Een zaadlozing bestaat bijna volledig uit vocht van de prostaat en de zaadblaasjes. De eigenlijke zaadcellen vormen er nauwelijks 1 procent van. Toch telt men bij microscopisch onderzoek van dit zaadvocht normaal meer dan 20 miljoen zaadcellen per milliliter.
Wanneer de hoeveelheid zaadvocht beneden 1,5 mm zakt, spreken we van een abnormale situatie. Doorgaans gaat het om een afwijking aan de zaadblaasjes of de prostaat, maar er kunnen ook andere oorzaken zijn zoals problemen bij de opvang van het staal.
In de vagina, de baarmoeder en de eileiders behouden de zaadcellen nog twee dagen hun bevruchtend vermogen en blijven ze tot drie dagen in leven. Slechts een klein aantal zaadcellen slaagt erin om de eileiders te bereiken waar zich op dat moment een eicel kan bevinden.
De reis van de zaadcel
De zaadcellen ondergaan hun tocht vanuit de vagina naar de eicel in de eileider grotendeels passief. Slechts op drie plaatsen tijdens hun reis is hun beweeglijkheid essentieel: tijdens hun tocht doorheen de baarmoederhals, bij de overgang tussen baarmoeder en eileider en bij het doorboren van het omhulsel rond de eicel.
Een eerste belemmering voor de zaadcellen vormt de baarmoederhals. Het grootste deel van de cyclus van de vrouw is de baarmoederhals afgesloten door een stevige slijmprop. Kort voor de eisprong wordt het slijm, onder invloed van hormonen, veel soepeler, minder taai, helderder, elastisch en minder zuur, en dus meer toegankelijk voor zaadcellen. Abnormale en minder beweeglijke zaadcellen geraken moeilijk doorheen deze barrière.
In de baarmoeder zelf worden de zaadcellen vooral gedreven door de ritmische samentrekkingen van de baarmoeder. Die samentrekkingen zijn vooral krachtig wanneer de vrouw een orgasme heeft.
Een tweede moeilijk punt is de overgang van baarmoeder naar eileiders. Die is vrij nauw en opent zich slechts periodiek. Enkel een beperkt aantal zaadcellen, meestal slechts enkele honderden, geraakt hierdoor. Ondertussen gebeurde er een strenge selectie zodat de zaadcellen die hier geraken nagenoeg geen afwijkingen meer vertonen.
Eens voorbij deze barrière stuwen ritmische samentrekkingen en trilharen in de eileider de zaadcellen voort in de richting van de eierstokken, tot ze de eicel bereiken. De snelste zaadcellen bereiken de baarmoeder ongeveer 15 minuten na de betrekkingen.
Het lot van de zaadcellen
Meestal overleven slechts een beperkt aantal zaadcellen het hele traject tot in de eileiders en kan uiteindelijk 1 zaadcel de eicel bevruchten. De overige zaadcellen worden vernietigd. Diegene die niet voorbij de baarmoederhals geraken, worden vernietigd door het zure milieu in de vagina. De zaadcellen die tot in de baarmoederhals of hoger op weg naar de eicel geraken, worden vooral opgeruimd door afweercellen en witte bloedcellen. Het kan gebeuren dat resten van de zaadcellen aan het afweersysteem worden gepresenteerd en dat een afweerreactie op gang komt. In dat geval vormt het afweersysteem van de vrouw antistoffen tegen de zaadcellen van haar partner. Het afweersysteem beschouwt de zaadcellen in dat geval als 'gevaarlijke indringers' en vernietigt ze. Gelukkig gebeurt dat slechts in heel zeldzame gevallen.