Cholinesterase-inhibitoren
Om met de hersenen te communiceren gebruiken zenuwcellen een neurotransmitter genaamd ‘acetylcholine’. Dit is een molecule die de werking van de hersenen beïnvloedt, en ook een belangrijke rol speelt bij het geheugen en het regelen van aandacht. Een vermindering van acetylcholine leidt daarom tot verminderde alertheid, aandachtsproblemen en moeilijkheden bij het onthouden van nieuwe informatie. Het enzyme ‘cholinesterase’ breekt acetylcholine af, en ligt daardoor aan de basis van deze problemen.
Via cholinesterase-inhibitoren kunnen we de werking van cholinesterase onderdrukken, waardoor de afbraak van acetylcholine wordt verminderd. Dit leidt tot een betere informatieoverdracht tussen zenuwcellen.
Studies bij patiënten met de ziekte van Alzheimer hebben aangetoond dat een cholinesterase-inhibitor een positief effect heeft op het geheugen en andere cognitieve functies. Bovendien is er ook een globale verbetering in het dagelijks leven merkbaar.
Cholinesterase-inhibitoren nevenwerkingen hebben ook nevenwerkingen. Bij ongeveer 10 tot 20% van de patiënten treden maag-darmklachten (in variabele mate) op. Deze klachten kunnen enkel gedurende de eerste dagen na het starten of het verhogen van de dosis optreden, maar soms blijven ze ook daarna bestaan. Als deze nevenwerkingen niet verdwijnen na verloop van tijd, dan kan er worden overgeschakeld op een andere cholinesterase-inhibitor.
Memantine
Memantine werkt selectief in op NMDA-receptoren in de hersenen en verschilt wat werking betreft volledig van de cholinesterase-inhibitoren.
Een wetenschappelijke studie toonde aan dat patiënten in een matig gevorderd stadium van de ziekte van Alzheimer het beter deden dan de patiënten die met placebo behandeld werden.