Oorzaken
Aangenomen wordt dat wiegendood een gevolg is van wisselende combinaties van kind- en omgevingsgebonden factoren.
Er zijn aanwijzingen dat een deel van de slachtoffers een onrijpheid vertoont van de hersenfuncties die zorgen voor de controle van hart- en ademhalingsritme en voor het vrij blijven van de luchtwegen.
Daarnaast kent men een aantal omstandigheden die vrij veel met wiegendood samengaan, maar het zou verkeerd zijn deze factoren als dé oorzaken van wiegendood te beschouwen, want dan zou elk Vlaams doorsneegezin tot de risicogroep behoren.
Risicogroep opsporen
Wiegendood kan nog steeds niet altijd worden voorkomen. Ook het polysomnografisch onderzoek, waarbij tijdens de slaap een groot aantal functies, zoals hart- en ademhalingsritme worden onderzocht, is niet feilloos in het opsporen van risicokinderen. Het maakt sommige ouders onnodig ongerust en geeft anderen een vals gevoel van geruststelling. Het ontbreken van afwijkingen tijdens het onderzoek garandeert ook niet dat wiegendood uitgesloten is.
Toch is het polysomnografisch onderzoek zinvol voor bepaalde risicogroepen, zoals:
- heel vroeg geboren baby’s;
- baby’s met een zeer laag geboortegewicht;
- de broertjes, zusjes en naaste familieleden (zoals neefjes en nichtjes) van een wiegendoodslachtoffer;
- baby’s die abnormaal lange adempauzes of een abnormaal adempatroon hebben als ze in hun bedje liggen;
- baby’s die luidruchtig snurken, met korte, volledige ademhalingsonderbrekingen;
- baby’s die heel bleek, slap of ’shockerig’ gevonden worden. Een ‘shockerig’ kind heeft koude handen en voeten. Ook het gezicht, de neus en de ledematen voelen koud aan.
Ademhaling
Ademhalingsonderbrekingen van minder dan zes seconden zijn een normaal verschijnsel.
Ook het regelmatig diep zuchten tijdens de slaap, gevolgd door een adempauze, is normaal. Het regelmatig afwisselen van pauzes en ademhalingen, moet men wel aandachtig volgen. Deze periodische ademhaling is een onrijp ademhalingspatroon dat soms gepaard gaat met langere adempauzes.
Als een kind tot een risicogroep behoort, kan na een grondig lichamelijk en polysomnografisch onderzoek beslist worden om het thuis met een hart- en ademhalingsmonitor te bewaken. Voor de overige zuigelingen die niet tot deze groepen behoren, lijkt het zinvoller de gekende risicofactoren in acht te nemen en die zoveel mogelijk te vermijden.