Chelsey: “Straks moet ik hier iemand vragen om mij te helpen tussen al die tafeltjes mijn weg te vinden. Ik ben slechtziend, mijn gezichtsvermogen bedraagt amper 10%. Ik lijd ook aan fotofobie, dat wil zeggen dat ik het licht en de lucht slecht verdraag. Vandaar die speciale bril, die dient om buiten het licht te filteren. Ik wacht hier op iemand van blind-d-mobiel. Dat is een afdeling van de organisatie Licht en Liefde die blinden en slechtzienden de kans geeft om allerlei nieuwe technieken te testen, zoals apps voor smartphones.”
Wat zie je eigenlijk nog? Zie je mij hier zitten?
Chelsey: “Ik zie je gezicht, maar zonder details, ik kan je niet identificeren. Ik kan niet zien of je een bril draagt, maar wel dat je grijze haren hebt. Je draagt een (aarzelt) … oranje-rode trui. Televisie kijken kan ik nauwelijks, scènes met veel licht kan ik nog net hebben, maar donkere beelden gaan aan mij voorbij.”
Ben je altijd zo slechtziend geweest?
Chelsey: “Mijn eerste levensjaar kon ik alleen licht zien, zeggen de dokters. Daarna heb ik lange tijd voor 25% kunnen zien, nu blijft er maar 10% over. Ze kunnen niet zeggen of het nog zal verslechteren, maar ik ben blij met het restje dat ik nog heb. Ik heb tenminste nog enig visueel contact met de buitenwereld.”
Heb je een beroep?
Chelsey: “Ik heb voor kantoormedewerker gestudeerd, maar dat heb ik door omstandigheden niet kunnen af maken. Ik heb in mijn persoonlijke leven een moeilijke periode doorgemaakt, een zware depressie, zeg maar. Dat heeft maar gedeeltelijk te maken met mijn slechtziendheid. Meer kan ik daar niet over zeggen.”
Heb je het gevoel dat je veel moet missen?
Chelsey: “Eigenlijk niet, maar het is wel elke dag een gevecht om er toch te kunnen staan. Dat gevecht vraagt veel energie. Ik woon nog bij mijn moeder en ze helpt me zoveel ze kan, ik kan altijd bij haar terecht.”
En je hebt geen relatie?
Chelsey: “Nee, en ik wil ook geen relatie. Op dit moment ben ik liever alleen. Mijn leven verloopt al chaotisch genoeg, ik heb geen behoefte aan nog iemand anders om het nog chaotischer te maken.”
Hoe ben je naar hier gekomen?
Chelsey: “Dat heb ik ingeoefend: ik vertrek van bij mij thuis naar de dichtstbijzijnde bushalte, neem de bus naar de Grote Markt van Tienen en daar moet ik nog twee bussen nemen. Ik vraag aan de chauffeurs wie richting Gasthuisberg rijdt. Zo vraag ik vaak om hulp: sommige mensen bekijken me met open mond, ze zijn het niet gewend dat een bijna-blinde zo zelfstandig is en zich alleen op weg begeeft.”
Hoe vraag je dan hulp van andere mensen? Je kan ze bijna niet zien.
Chelsey: “Ik zie een schaduw en soms zie ik aan de kledij wat voor iemand het is. Ik vraag gewoon om me even te begeleiden of bijvoorbeeld de weg te tonen. Hier heb ik bij het kiezen van koffie hulp gevraagd en iemand anders heeft mij en de koffie naar dit tafeltje gebracht.”
Willen mensen altijd helpen?
Chelsey: “Er zijn mensen die zelf vragen of ze iets kunnen doen, maar er zijn ook nog veel mensen die weigeren of iets verzinnen om niet te moeten helpen. Dat is vooral uit onwetendheid, denk ik. Omdat ze eigenlijk niet weten hoe ze moeten reageren. Sommige mensen realiseren zich niet wat het betekent om bijna blind te zijn.”
Ik wil liever geen operatie om weer beter te zien
Ben je bang dat je ooit helemaal blind wordt?
Chelsey: “Ik weet dat mijn hoornvlies achteruitgaat, maar bang ben ik niet. Natuurlijk pieker ik er soms over: tenslotte zit ik nog in een soort van rouwproces omdat ik tot mijn twaalfde redelijk stabiel kon zien, en dus ook lezen en schrijven. Toen ik tenslotte nog maar 10% zicht haalde, ben ik anders moeten gaan leven en moest ik noodgedwongen brailleschrift leren. Nu leef ik van dag tot dag en geniet ik van wat ik nog kan zien. Als mijn hoornvlies mij helemaal in de steek laat, zou ik voor een transplantatie kunnen gaan, dan zou ik beter zien. Maar de eindbeslissing daarover ligt bij mij.”
Waarom zou je het niet laten doen?
Chelsey: (aarzelt) “Ik heb me nu eenmaal aan deze situatie aangepast, dat heeft me veel tijd en energie gekost. Terug beter zien betekent ook alles herbeginnen. Op de een of andere manier ben ik me beginnen hechten aan die beperkte 10%, het is mijn manier van zien geworden.”
Begrijp je dat dit in mijn oren vreemd klinkt? Of geloof je niet meer in beterschap?
Chelsey: “Jawel, ik geloof de artsen. Ik zie niet op tegen de ingreep zelf, ik ben al zo vaak geopereerd aan mijn ogen. Maar eigenlijk wil ik het niet. Het is goed zoals het is.”
Is het omdat je nu in je eigen wereldje leeft en niet in een andere wereld wil stappen?
Chelsey: “Ja, zoiets, ik neem vrede met mijn huidige bestaan, ik hoef geen ander bestaan met weer andere verwikkelingen. Mensen begrijpen dat niet. Ik ben gelukkig.”
Hoe zie je de toekomst?
Chelsey: “Mijn moeder is niet onsterfelijk. Maar ik zal zelfstandig kunnen wonen, zij het onder begeleiding. Ik heb geen beschutte woonst nodig, op het internaat heb ik alles geleerd op het vlak van huishouden. Een relatie wil ik zeker niet meer. Ik heb voldoende levenservaring om dat niet meer te willen. Nee, ook niet als iemand op mij verliefd zou worden. Dat heb ik voor eens en altijd beslist. En weet je, als ik niets meer zie, dan zij het zo. Dan heeft het lot beslist en moet ik me daarbij neerleggen. Ik zal het jammer vinden, maar ik zal denken: het is wat het is. Andere mensen overkomen ook erge dingen, kijk maar eens rond in deze koffieshop. Ik wil niet in een slachtofferrol kruipen en ik voel ook helemaal geen wrok of afgunst.”
Mag ik zeggen dat ik je bewonder?
Chelsey: “Dankuwel, meneer.”
(Tekst: Jan Van Rompaey)
Graag meer lezen?
Alle verhalen uit Dorp in de stad van de voorbije jaren vind je hier.