Ongeveer de helft van alle COVID-19-patiënten ervaart geurverlies, maar het is onbekend hoe dat komt. In de meeste gevallen is het fenomeen tijdelijk, maar zo’n 5% van de getroffen mensen heeft langdurig last van een verminderd reukvermogen.
Grootste studie ooit bij overleden COVID-19-patiënten
Artsen van UZ Leuven en AZ Sint-Jan Brugge-Oostende AV namen weefselstalen via de neus van 70 overleden COVID-19-patiënten en 15 controlepatiënten. Ze gebruikten daarvoor een techniek die normaal toegepast wordt voor schedelbasischirurgie en die het mogelijk maakt om heel precies een stukje van het ademhalingsslijmvlies, reukslijmvlies en geurcentrum in de hersenen weg te nemen. De afname gebeurt met behulp van een kleine camera (endoscoop) via de neusgaten, waardoor het lichaam uitwendig volledig intact blijft. De techniek werd voor het eerst voor onderzoeksdoeleinden gebruikt. De weefselstalen werden met innovatieve RNA-gebaseerde technieken en antilichaamkleuringen onderzocht.
Prof. dr. Laura Van Gerven, neus-keel-oorarts in UZ Leuven en hoofdonderzoeker van de studie: “Door de unieke opzet van de studie was de kwaliteit van onze stalen enorm goed: ze waren allemaal bruikbaar voor analyse, wat erg uitzonderlijk is bij postmortale studies. Een groot deel van de patiënten is helaas kort na hun COVID-19-diagnose overleden. Daardoor konden we bij hen het virus ‘op heterdaad’ betrappen, terwijl er nog volop nieuwe virusdeeltjes aangemaakt werden in het reukslijmvlies.”
Virus infecteert de geurzenuwcellen niet
De onderzoekers ontdekten dat het virus zich voortplant in de trilhaarcellen in het ademhalingsslijmvlies en in de steuncellen van het reukslijmvlies. Over de steuncellen is nog maar weinig bekend bij de mens, maar vermoedelijk spelen ze een belangrijke rol bij het ondersteunen en voeden van de zenuwcellen met geurreceptoren.
Dr. Peter Mombaerts, medehoofdonderzoeker: “De infectie van de steuncellen veroorzaakt waarschijnlijk onrechtstreeks een afwijkende werking van het reukslijmvlies, en daardoor een aangetast reukvermogen. Ons lichaam maakt doorlopend nieuwe steuncellen aan, wat het tijdelijke karakter van het geurverlies kan verklaren.”
“Goed nieuws is dat we in geen enkel geval virusdeeltjes in zenuwcellen zagen. Het lijkt er dus op dat het virus niet via die weg in de hersenen geraakt”, zegt professor Van Gerven.
Ook in het hogerop gelegen geurverwerkend centrum in de hersenen konden de onderzoekers geen virusdeeltjes detecteren. In enkele gevallen was er wel virus aanwezig in de hersenvliezen, maar de oorzaak en mogelijke gevolgen daarvan zijn nog onbekend.
Teamwerk over de grenzen heen
Dr. Mona Khan, eerste auteur: “Ondanks de druk op de gezondheidszorg en het zorgpersoneel was het opmerkelijk en mooi om te zien dat er toch een hechte samenwerking tot stand kwam. De studie was echt teamwerk, met veel toewijding en vertrouwen, over de grenzen heen.”
Verder onderzoek
De klinische studie loopt intussen verder. De onderzoekers hopen nog meer te weten te komen over de infectie van de steuncellen en hoe het komt dat het geurverlies zich bij sommige patiënten niet (helemaal) herstelt. Op termijn kan dat helpen bij het ontwikkelen van geneesmiddelen tegen geurverlies. Ook bij andere virale ziektes, zoals griep, komt reukverlies regelmatig voor. Verder onderzoek zal zich ook richten op stalen van patiënten die overleden zijn aan griep.
De staalafnames bij overleden patiënten werden uitgevoerd door NKO-artsen in UZ Leuven en in het AZ Sint-Jan Brugge-Oostende AV, met de medewerking van vele artsen en verpleegkundigen op de COVID-afdelingen. Verder verliep de studie in samenwerking met onderzoekers van de Max Planck Research Unit for Neurogenetics in Frankfurt, Duitsland.