Een aantal onderzoeken gebeuren tijdens de preoperatieve raadpleging bij de anesthesist, de arts die instaat voor de verdoving tijdens de ingreep. Die raadpleging vindt plaats voor u in het ziekenhuis wordt opgenomen.
Voorbereidende onderzoeken
- Screening op de ziekenhuisbacterie
- Bloed- en urineonderzoek
- Vragenlijst over medische voorgeschiedenis, medicatiegebruik en allergieën
- Bespreking van de verdoving en postoperatieve pijntherapie
- Hartonderzoek: elektrocardiogram (ECG) (indien nodig)
- Röntgenfoto’s van de longen (indien nodig)
Het is erg belangrijk dat u alle geneesmiddelen die u thuis neemt en het tijdstip waarop u die neemt, volledig en correct doorgeeft aan de anesthesist, de uroloog en de verpleegkundigen.
Breng bij uw opname al uw thuismedicatie mee in de originele verpakking. Op de dag van de ingreep neemt u uw eigen medicatie in volgens het schema van de anesthesist. Informeer bij uw ontslag wanneer u uw thuismedicatie opnieuw mag innemen.
Neemt u bloedverdunners?
Meld dat dan aan de uroloog. De meeste bloedverdunners moeten gestopt worden in aanloop naar de ingreep. In sommige gevallen zal de uroloog beslissen om u een minder krachtige bloedverdunner te laten nemen.
- Asaflow®, Cardioaspirine® : mag u verder blijven innemen
- Clopidogrel®, Plavix®, Brilique®, Ticlid®: stoppen 7 dagen voor de ingreep
- Eliquis®, Pradaxa®, Lixiana®, Xarelto®: stoppen minstens 48 uur voor de ingreep
- Sintrom®, Marcoumar®, Marevan®: stoppen minstens 7 dagen voor de ingreep (in overleg met uw uroloog)
Laat twee tot drie weken voor de ingreep een urinestaal analyseren bij de huisarts om na te gaan of er geen bacteriën in de urine zitten. Als dat wel het geval is, moet er in overleg met uw huisarts of uroloog een antibioticakuur opgestart worden.