Je hoeft maar om je heen — of in de spiegel — te kijken om te zien dat vetlever een probleem is in onze samenleving. Heb je een buikje? Dan is de kans groot dat je bij de 30 procent van de bevolking hoort die een te vette lever heeft. Ons grootste orgaan krijgt het de laatste decennia steeds zwaarder te verduren. De lever is een heus centraal station in het lichaam, een plaats waar meer dan 500 complexe processen plaatsvinden die van levensbelang zijn voor onze gezondheid. Gifstoffen verwerken, vitamines produceren, rode bloedcellen aanmaken, lichaamstemperatuur op peil houden, suikers opslaan, vetstoffen afbreken: het zijn maar enkele van de functies waar dat ene orgaan zich mee bezighoudt.
Buikvet
De grootste bedreiging van een gezonde lever is tegenwoordig buikvet. “We hebben jarenlang gedacht dat die vetlaag gewoon een soort reservoir was”, zegt em. prof. dr. Frederik Nevens, al 30 jaar leverspecialist in UZ Leuven. “Nu weten we dat het bijna een orgaan op zich is dat energie opslaat en afgeeft als we het nodig hebben. Als we het buikvet te veel belasten, gaat het slecht functioneren en komen er vetzuren vrij. Dicht bij dat buikvet ligt de poortader: via die weg belanden de vetzuren in de lever, waar ze worden omgezet en opgeslagen. Maar op den duur zitten die levercellen propvol vet, wat tot vetlever leidt.”
Buikvet is tegenwoordig de grootste bedreiging van een gezonde leverem. prof. dr. Frederik Nevens
Te veel buikvet vergroot de kans op een hele reeks levensbedreigende aandoeningen, van hart- en bloedvaatziekten tot diabetes. En ook voor de lever kunnen de gevolgen fataal zijn. “Als je de levercellen blijft volstouwen, kan dat vet ontsteken. Op de duur gaan de cellen afsterven en ontwikkelt zich littekenweefsel. Of om er een bekende medische term op te kleven: cirrose. Momenteel gebeurt dat proces bij twee à drie procent van de patiënten met vetlever, maar dat percentage is aan het stijgen. Dat zien we ook hier in het levercentrum van UZ Leuven.”
Transplantatie
De oplossing voor het probleem ligt voor de hand: vermageren. Makkelijk is het niet, om je bourgondische levensstijl aan te passen. Toch zal het moeten, want de toename van vetlevers zet het hele gezondheidssysteem alsmaar meer onder druk. Neem nu de levertransplantaties. Als patiënten door hun vetlever terminaal zijn, beslissen de artsen om een nieuwe lever in te planten. “Vroeger was hepatitis C de voornaamste reden om over te gaan tot een transplantatie. De ontwikkeling van afdoende medicatie heeft daar gelukkig komaf mee gemaakt. Maar nu zien we dat een derde van de ingrepen die we doen te maken heeft met vetlevers.”
5 tips om je lever gezond te houden
- Vermijd vet en geraffineerde suikers (frisdranken).
- Vermijd alcohol en drugs.
- Hou je BMI tussen 18,5 en 25.
- Hou je buikomvang onder 80 cm (vrouw) of 94 cm (man).
- Beweeg genoeg, drie keer per week minstens een half uur vrij intensief.
Omdat die problematiek enkel toeneemt, stijgt ook de vraag naar donorlevers. Daar stoten de artsen echter op een andere hinderpaal. Net als bij alle andere mensen heeft ook 30 procent van de donoren een vetlever, en die zijn niet geschikt voor transplantatie. De vraag neemt dus toe, terwijl het aanbod schaarser wordt. “Elk jaar moeten we zowat 15 procent van de donorlevers weigeren omdat ze te veel vet bevatten. Dat is problematisch, want we zien tegelijk dat 12 tot 15 procent van de patiënten op onze wachtlijst overlijdt. Als alle donorlevers bruikbaar waren, zouden die mensen wel kunnen overleven.”
Perfusie
Sinds twee jaar kan UZ Leuven echter een bijkomende troef uitspelen: machineperfusie. Het systeem biedt de mogelijkheid om ‘slechte’ levers te verbeteren, waardoor ze alsnog in aanmerking komen voor transplantatie. “Het orgaan wordt enkele uren aan de machine gekoppeld, waardoor de kwaliteit verbetert. Eerste onderzoeken suggereren dat we de lever op die manier ook zouden kunnen ontvetten.” De medische wetenschap en de farmaceutische industrie staan dus niet stil, al blijft de boodschap dat we in eerste instantie moeten vermijden dat onze lever overbelast raakt. Voorkomen is nog altijd beter dan genezen.
(Tekst: Ruben Nollet)