Tijdens de zwangerschap neemt uw lichaamsgewicht toe. Op het einde van de zwangerschap is de verdeling als volgt.
Foetus: 3300 g
Bloed: 1500 g
Uw bloedvolume neemt tijdens de zwangerschap toe met 30-40%. Voedingsstoffen en gassen (zuurstof en koolzuurgas) moeten ter hoogte van de placenta efficiënt worden uitgewisseld. Opdat de placenta van voldoende bloed zou worden voorzien zonder daarbij de doorbloeding van de overige weefsels in het gedrang te brengen, is het nodig dat het bloedvolume toeneemt.
Lichaamswater: 1.500 g
Naarmate de zwangerschap vordert neemt het totale volume lichaamswater progressief toe. Voor 30 weken wordt deze toename verklaard door het water dat nodig is voor de bloedvolumetoename en de ontwikkeling van de foetus. Na 30 weken gaat zich in het lichaam een overvloed aan vocht opstapelen, voornamelijk in het gelaat, de benen en de handen. In 40% van de normaal verlopende zwangerschappen komt een vochtopstapeling voor.
Baarmoeder: 900 g
Voor de zwangerschap bedraagt de lengte van uw baarmoeder of uterus ongeveer 7,5 cm en het gewicht ongeveer 40 à 50 g. In de loop van de eerste helft van de zwangerschap is er een sterke groei van de baarmoeder. Rond de 20ste zwangerschapsweek weegt de baarmoeder ongeveer 700 g. In de loop van de tweede helft van de zwangerschap gebeurt de toename van het uterusvolume meer door uitrekking. Deze uitrekking gaat gepaard met groei van de baby. Op 30 weken weegt de baarmoeder ongeveer 850 g en op 40 weken ongeveer 900 g.
Placenta: 650 g
De placenta of moederkoek heeft een kinderlijk en een moederlijk deel. In het kinderlijk deel van de placenta stroomt veel bloed van het kind vlak langs de bloedvaten van de moeder. Hierdoor kan het bloed van het kind zuurstof en voedingsstoffen opnemen uit het moederlijk bloed. Ook wordt koolzuurgas en andere afvalstoffen aan het moederlijk bloed afgegeven. Het bloed van de moeder en het bloed van het kind stromen in de placenta vlak langs elkaar heen. De bloedsomlopen van de moeder en het kind blijven echter wel gescheiden. Het doorgeven van stoffen en gassen en het produceren van de zwangerschapshormonen zijn belangrijke functies van de placenta.
Vruchtwater: 800 g
Het vruchtwater heeft verscheidene functies; het beschermt tegen schokken van buitenaf, het helpt een constante omgevingstemperatuur voor de baby te handhaven en bevordert de ontsluiting op het moment van de bevalling.
Het volume van het vruchtwater neemt toe naarmate de zwangerschap vordert.
Op 16 weken bedraagt het volume vruchtwater 150 ml, na 7 maanden 1.000 tot 1.500 ml en op 37 tot 40 weken 700 tot 800 ml.
Borsten: 400 g
Borstklier: 400 g
Door versterkte doorbloeding en vocht zijn de borsten meer gespannen. De borsten worden ook groter en meer ontwikkeld. Er stapelt zich vocht op in het bindweefsel, het volume klierweefsel neemt toe en het vetweefsel neemt af.
In het tweede trimester, en zeker in het derde trimester van de zwangerschap, kan door druk op de tepel wat melk uit de tepel vloeien.
Vet: 3500 g
Tijdens de zwangerschap wordt een vetreserve aangelegd van ongeveer 3,5 kg. Dit gebeurt als voorbereiding op de borstvoeding waar veel energie voor nodig is.