Dirk: “Ik reed naar huis met mijn koersfiets en om een of andere reden kwam mijn voorwiel los. Ik ging overkop en even later lag ik op de koude grond. Ik weet niet hoe het kon gebeuren, ik ben een ervaren fietser en deed jaarlijks zo’n 8.000 km. Een aankomende auto kon net op tijd stoppen. Ik bleef bij bewustzijn, maar stelde vast dat ik geen gevoel meer had in mijn borst tot en met mijn onderste ledematen. Ik bleef heel helder, ik schakelde op dat moment over op wat ik een overlevingsmodus noem. Ik heb alles gehoord: hoe ze een ambulance belden, de vragen die men aan de andere kant van de lijn stelde, bijvoorbeeld of ik mijn benen kon bewegen. Ik ben zelf verpleegkundige van opleiding en heb de regie overgenomen. Ze hebben op mijn aanwijzingen mijn gsm uit mijn rugzak gehaald en mijn echtgenote gebeld en daarna mijn zoon, die arts is. Mijn vrouw kwam toegelopen en vertelde achteraf dat het angstaanjagend was, zoals ik daar lag. Ze dacht dat het nooit meer zou goed komen.
Ondertussen ben je wel al aan het revalideren.
Dirk: “Ik ben twee keer geopereerd en lag meer dan acht uur op de operatietafel. Er volgde een moeilijke tijd, ik sliep bijna tien dagen niet. Maar ik ben van nature iemand die niet snel opgeeft, ik ben heel positief ingesteld. Door mijn beroep was ik vertrouwd met het opvangen van mensen, zo kon ik bij wijze van spreken ook mezelf opvangen. Er is maar één weg die je hier moet volgen: beter worden, al de rest is bijzaak. Wat gebeurd is, is gebeurd. Je kan de tijd niet terugdraaien en het heeft geen zin om bij de pakken te blijven zitten. Er circuleert in het revalidatiecentrum een mooie slogan: elk bereikt doel is een nieuw begin. Je mag hier niet te veel aan de toekomst denken.”
Je zit wel in een rolstoel.
Dirk: “Men zegt dat ik weer zal kunnen stappen. Ze zeggen er wel niet bij hoe, het kan ook met een looprek zijn. Het zij zo. Je moet kunnen dromen. Eén van die dromen is dat ik ooit weer op een koersfiets wil klimmen. Maar ik ben realistisch genoeg om te weten dat het waarschijnlijk een gewone fiets zal worden (lacht). De rolstoel op zichzelf vind ik niet zo erg, maar van anderen afhankelijk zijn, daar heb ik het moeilijk mee. Ik heb veel mensen verzorgd, ik wist dus wat mij te wachten stond, maar toch. Opeens moest iemand mij de bedpan aanreiken, voor je stoelgang ben je afhankelijk van iemand anders. Dat heeft ook te maken met privacy, met je trots, met je mens-zijn. Maar goed, het is wat het is, het heeft geen zin om te revolteren.”
Van anderen afhankelijk zijn, is moeilijk
Ik hoor bij jou geen opstandigheid.
Dirk: “Klopt. Mijn vrouw heeft het veel moeilijker. Ze was ontzettend boos op het lot. Ze zag al onze plannen ineenstorten: we zouden naar Nepal vliegen om er in het gebergte te gaan stappen. Dat kan ik nu wel vergeten. Ik las hier in het ziekenhuis een boek van Steven Laureys, een arts die gespecialiseerd is in de behandeling van comapatiënten. Hij heeft me geleerd te mediteren: loop niet weg van het probleem, probeer je toestand te aanvaarden en ga op zoek naar de mogelijkheden die er zijn om er overheen te komen. Ik ben gaan beseffen dat ik er nog ben en dat ik er waarschijnlijk niet meer zou zijn had ik geen fietshelm gedragen. Ik acht mezelf dus gelukkig. Mijn vrouw denkt meer aan de toekomst en hoe ons leven er zal uitzien. Ik leef van week tot week. Mijn revalidatie duurt nog zeker twee maanden.”
Is het moeilijk zonder bezoek in coronatijden?
Dirk: “Natuurlijk. Ik keek zo naar het bezoek uit. Iemand die je jaren niet gezien hebt en plots voor je bed staat, dat is slikken. Je merkt ook dat mensen voor wie je ooit iets betekend hebt, je komen opzoeken. Je voelt de dankbaarheid en hoe graag mensen je zien. Ik begeleidde diabetespatiënten op hun tocht naar de Alpen, die hebben bijna allemaal contact gezocht. Er komen zoveel gevoelens boven.”
Veel mensen zijn hier erg eenzaam.
Dirk: “Er is een terras waar we een boek kunnen lezen en een praatje maken. Ik merk dat hier toch veel onder lotgenoten gepraat wordt, al zijn dat niet altijd diepgaande gesprekken. De coronacrisis maakt wel dat sommigen hier vereenzamen en wegkwijnen. Er zijn mensen die al weken zo goed als geen bezoek kregen. Er is wel een psycholoog. Jonge artsen, studenten en stagiairs doen elk weekend op vrijwillige basis al het mogelijke om bezoek te organiseren in veilige omstandigheden, al is het een gesprek met een familielid door een deurspleet. Maar we beseffen allemaal dat we hier in een beschermd milieu leven en dat het gevaar van buiten komt. Mijn vrouw werkt als verpleegkundige en is bang om het virus maar naar het revalidatiecentrum te brengen.”
Hoe gaat het ondertussen in het woonzorgcentrum waar je directeur bent?
Dirk: “Ik heb een uitstekende vervanger. Natuurlijk volg ik de situatie in het centrum en in de sector op de voet. We hebben al vroeg de zieken afgezonderd, dat is niet eenvoudig in een instelling waar ook dementerenden verblijven, maar het is ons gelukt. Er zijn achthonderd woonzorgcentra, sommige daarvan hebben in het verleden te weinig in kwaliteit geïnvesteerd. Men heeft dit niet zien aankomen en men is in snelheid gepakt.”
Je mist het werk wel.
Dirk: “Ik zou heel graag snel mijn werk kunnen hervatten, er is zo ontzettend veel te doen. Ik heb nog drie jaren voor mijn pensioen, ik wil in schoonheid te eindigen. De solidariteit bij het personeel is enorm. Ik heb veel bewondering voor de mensen die daar aan het werk zijn in extreem moeilijke omstandigheden, onder hevige stress, altijd bang om het virus mee naar huis te brengen. Dat is niet lang meer vol te houden. Ik vrees dat een deel van het verzorgend personeel in het najaar zal uitvallen met een burn-out. Ik zou daar nu zo graag zijn. Mijn handen jeuken.”
Ik hoop dat jullie ooit nog in Nepal kunnen rondtrekken. Met een koersfiets.
(Tekst: Jan Van Rompaey)
Graag meer lezen?
Alle verhalen uit Dorp in de stad van de voorbije jaren vind je hier.