Herman: “Ik werk als gemeenteambtenaar in Zaventem. Ik was met de fiets op weg naar huis en ben uitgegleden op een metalen rooster. Een lelijke val, maar gelukkig droeg ik een fietshelm. Twintig jaar geleden had ik al eens een hersenbloeding en die heeft zich door de val herhaald. Ik heb mijn fiets nog rechtgezet en een aantal dossiers opgeraapt, ik wilde zelfs naar huis fietsen. Maar in het ziekenhuis prikte een verpleegkundige in mijn hand en voelde ik niets. Toen ontdekte ik dat ik mijn arm niet meer kon bewegen en later geraakte mijn hele linkerkant verlamd. Ik was in paniek. Maar ik heb me meteen voorgenomen dat ik eroverheen zou komen, net als bij die eerste hersenbloeding.”
Had je nog last die van vorige keer?
Herman: “Eigenlijk was alleen de cijferblindheid gebleven. Letters bleken geen probleem, maar ik ontdekte dat ik er niet in slaagde cijfers te ontcijferen. Ik maakte bijvoorbeeld een som in mijn hoofd en kon de cijfers correct opschrijven, maar eens ze op papier stonden, kon ik ze niet meer lezen. Ik zag wel dat daar een cijfer stond, maar ik kon niet zeggen wélk cijfer. Cijferblindheid is zeldzaam en op dat moment was er geen therapie voor. Ik moest cijfer per cijfer opnieuw in mijn geheugen prenten. Eerst de cijfers zelf, maar daarna ook de combinaties. Het cijfer één en het cijfer vijf is het getal vijftien, bijvoorbeeld. Dat heeft aardig wat tijd gevraagd. Cijfers en getallen waren voor mij belangrijk, want ik ben in de gemeente verantwoordelijk voor het patrimonium van gebouwen.”
Hoe is het nu met je algemene geheugen?
Herman: “Mijn kortetermijngeheugen ben ik voorgoed kwijt. Nog altijd vergeet ik onmiddellijk wat er gebeurt. Als je me vraagt wat ik vanmiddag gegeten heb, zal ik zeggen: puree! Maar dat komt omdat ik weet dat ik altijd puree kies (lacht). Mijn langetermijngeheugen doet het nog wél. Herinneringen en impressies blijken na enige tijd van mijn korte- naar het langetermijngeheugen te verhuizen. Dat wil zeggen dat ik dingen die pas gebeurd zijn niet kan onthouden, maar dat ze soms na twee weken opeens boven komen. Morgen weet ik bijvoorbeeld niet meer dat jij met mij gesproken hebt, maar over enige tijd zal ik het me misschien wél herinneren. Dat feit is dan intussen overgegaan van mijn korte- naar mijn langetermijngeheugen.”
Morgen weet ik niet meer dat je met mij gesproken hebt
Ondertussen ben je bijna twee maanden hier in Pellenberg: zie je vooruitgang?
Herman: “Ja, ik kan al zelfstandig stappen, al is het een beetje à la Charlie Chaplin. En mijn arm is ook op de goede weg, kijk maar (zwaait naar de camera). Dat gaat gepaard met intens oefenen, maar met niksen geraak je nergens. De verpleging is hier uitstekend en het eten is lekker. Meer moet dat niet zijn.”
Zeg je dat nu omdat ze je dat gevraagd hebben?
Herman: “Neenee, dan zou ik er geld voor gevraagd hebben (lacht).”
Mag je naar huis tijdens het weekend?
Herman: “Nog niet, maar ik ben ook geen vragende partij. Ik wil niet als een halve sukkel naar huis, ik wil eerst behoorlijk kunnen lopen. Fietsen doe ik nog met een driewieler, een grote (lacht). Maar ik heb goede hoop dat ik helemaal herstel, zonder restletsels.
Met de coronamaatregelen mag je geen bezoek ontvangen, laat staan knuffelen.
Herman: “En dat is maar goed, we willen niet dat de buitenwereld het virus binnenbrengt. We zitten hier veilig.”
Waar kijk je naar uit?
Herman: “Ik wil snel weer aan het werk en mijn collega’s terugzien. Wat ik zeker wil doen, is met de dienst openbare werken kijken of het rooster op het fietspad waarover ik uitgleed al verplaatst is. En ervoor zorgen dat iedereen die met een dienstfiets rijdt een fietshelm draagt. Ik besef nu dat die helm mijn leven heeft gered.”
(Tekst: Jan Van Rompaey)
Graag meer lezen?
Alle verhalen uit Dorp in de stad van de voorbije jaren vind je hier.