“Mij kan niets gebeuren: zo stond ik altijd in het leven. Het is daarom nog altijd moeilijk te geloven wat er gebeurd is. Een abces op mijn tanden was de oorzaak van een infectie. Die drong via mijn nek door tot in de zenuwbanen van mijn rug. Ik viel bewusteloos neer terwijl ik bij mijn moeder op bezoek was en heb anderhalve maand aan de beademing gelegen. Bij momenten was ik even bij bewustzijn: een verschrikkelijke tijd waarin je niet weet of je zult leven of sterven.”
“Nu kan ik opnieuw wat bewegen met de hulp van een rollator. Maar ik ben 41, ik wil meer dan wat stappen kunnen zetten naar het toilet en terug. Mij erbij neerleggen dat het nooit meer zal zijn zoals het geweest is, dat is heel lastig. Ik kan mijn handen wel gebruiken, maar heb er weinig kracht in. Naar de wegenbouw kan ik niet terug.”
“Mijn kinderen vinden die rolstoel wel fijn om in te spelen, ze zijn nog jong en stellen zich weinig vragen. Maar ga ik nog uitstapjes met hen kunnen doen? In het weekend ga ik naar mijn moeder. Zij helpt veel, maar mijn vrijheid, die me zo dierbaar is, ben ik wel kwijt. Ik krijg ook veel steun van mijn vriendin, of ex-vriendin. Het kan nooit meer zijn wat het geweest is. Ook dat houdt me bezig. Mijn oude strijdlust laat me soms in de steek. Misschien kan ik een nieuwe draai vinden. Met een elektrische rolstoel zou ik er makkelijker op uit kunnen trekken met de kinderen. Maar het is en blijft een tijd van heel moeilijke vragen. Ik zie het even allemaal niet meer.”
(Tekst: Ria Goris)