Willem: “De eerste keer was in 1980, Simonne voelde op een zomeravond een knobbeltje. De toenmalige artsen zagen geen andere uitweg dan een borstamputatie en dat kwam hard aan. Vooral ik zag dat niet zitten, omdat het een eerder kleine tumor was. Ik had gehoord van nieuwe technieken in de kankerkliniek van Houston in Texas. Dus trok ik mijn stoute schoenen aan en belde naar het kliniekhoofd daar voor een tweede advies. Hij vertelde over een mogelijke borstsparende operatie. ‘Kom naar Houston’, zei hij, maar in de plaats daarvan zijn we gaan praten met de artsen hier. Op dat moment hadden die nog nooit een borstsparende ingreep uitgevoerd en waren ze niet meteen te overtuigen. Ik kon dat begrijpen, ze moeten voorzichtig zijn. Maar tenslotte beslisten ze om borstsparend te opereren met een intense nabehandeling en dat is wonderlijk goed verlopen. Simonne was de eerste patiënt.”
Ben je toen meteen terug aan het werk gegaan?
Simonne: “De psychiater die mij begeleidde had het me afgeraden. Ik had beter naar hem moeten luisteren. Ik dacht: ik zal me maar genezen voelen als ik terug aan het werk ga. Maar dat viel tegen. Ik was leerkracht snit en naad. De kinderen bekeken me als iemand van een andere planeet: ‘Juffrouw, jij had toch kanker!’ En in de leraarskamer werd ik niet bepaald hartelijk onthaald en viel het woord broodroof. Iemand anders, de vrouw van een van de collega’s, had namelijk mijn plaats ingenomen. Men had er blijkbaar niet op gerekend dat ik zou terugkomen. Dat deed pijn. ‘Jullie hebben dat inkomen toch niet nodig, je man is een hogere legerofficier’, waren de verwijten.”
Zij kreeg als eerste een borstsparende operatie
En nu heb je weer een borstoperatie achter de rug.
Simonne: “Ja, ik kom op controle. Ze hadden onlangs, bijna veertig jaar later, opnieuw een gezwel ontdekt, in dezelfde borst. Omdat ze vorige keer de klieren hadden weggenomen moesten ze nu wel amputeren, borstsparend kon niet meer. Eerst wilden ze me niet opereren, gezien mijn hoge leeftijd. Maar omdat ik me zo goed voelde en nog zo monter was, hebben ze het toch gedaan, met een nabehandeling van chemo en bestraling tegen eventuele uitzaaiingen. Natuurlijk vond ik het erg, maar ik was vooral blij dat ze het nog wilden doen. ‘Jij kan dat aan!’, zeiden ze. En kijk, ik zit hier toch maar mooi weer koffie te drinken. Ik voel me prima, al word ik 87. Het is voor mij allemaal ok, als ik maar terug naar mijn bloemen en plantjes in de tuin mag.”
Wat deed jij bij het leger Willem?
Willem: “Ik was straaljagerpiloot bij de luchtmacht.(enthousiast) We vlogen toen met een Britse straaljager, de Hunter.”
Een van de mooiste vliegtuigen ooit!
Willem: “Ja, dat was een fantastisch toestel. Daar kan ik je zoveel verhalen over vertellen. We vlogen ooit eens hoog boven de wolken, in een formatie van vier Hunters. Op 12 000 meter hoogte viel bij één van de vier vliegtuigen de motor uit en de piloot kreeg hem niet meer aan de praat. Het defecte toestel begon te dalen, zonder motor, in glijvlucht. Door de wolken zagen we de grond niet. Ik heb aan de luchtverkeersleiding gevraagd wat de dichtstbijzijnde landingsbaan was en dat was Bevekom. Door de wolken zijn we in die richting gedoken, ik volgde hem en begeleidde hem via de radio. Het toestel was bijna stuurloos. Dat was een huzarenstukje, zo zonder motor: we moesten duiken om snelheid te houden omdat het toestel anders als een baksteen naar beneden viel. En ook weer niet té snel, want anders schoten we ons doel voorbij. En zo zijn we, met handig maneuvreren en een dosis geluk, op de eerste meters van de landingsbaan geland. Het was erop of eronder, een tweede kans kreeg de piloot niet.”
Was je soms bang, Simonne? Als je dit verhaal hoort …
Simonne: “In die tijd wist ik dat twee op de drie piloten hun pensioen niet haalden. Ik hield er altijd rekening mee dat er iets kon mis gaan. We woonden toen met de andere officieren in een cité in Chièvres en op een dag zag ik aan het huis aan de overkant een jeep stoppen met de aalmoezenier en de commandant: ik wist wat dat wilde zeggen. Of als er niemand ’s middags kwam eten en iedereen op de legerbasis bleef: dan was er weer iets gebeurd. Dan stonden wij vrouwen angstig te wachten. Steven, onze oudste, is ook piloot geworden. Opnieuw reden om bang te zijn.”
Willem: (trots) “Steven heeft nog met de C130, een viermotorig vrachtvliegtuig, in Afghanistan gevlogen. Hij zat in de cockpit met een kogelvrij vest, een schietklaar wapen en een metalen plaat onder zijn achterste voor het geval ze vanop de grond beschoten werden. Hij vliegt nu in de burgerluchtvaart. Straaljagerpiloten kijken traditioneel een beetje neer op de burgerluchtvaart, ze vinden dat niet écht vliegen. Maar nu Steven daar werkt, durf ik dat niet meer.”
Luchtmachtpiloten gaan vroeg met pensioen.
Simonne: “Willem was 45. Hij kon naar de burgerluchtvaart, maar ik heb gezegd: stop ermee! We hebben nog drie dochters en piloten zijn veel weg, ze hadden een vader nodig. We hebben een zeilboot gekocht en zijn gaan zeilen op de Middellandse zee. Zeilen is een familiegebeuren, dat was een mooie tijd, zeker toen we de kinderen aan boord hadden. En nu we te oud zijn geworden, hebben we een huisje gekocht in Dinant. Daar kweken we tomaten en prei. We vervelen ons geen moment. Maar als er een F16 overvliegt, kijkt Willem nog altijd naar boven, het is sterker dan hemzelf.”
Willem: “We voelen ons nog prima. En nu komen we zelfs in de boekjes (lacht).”
(Tekst: Jan Van Rompaey)
Graag meer lezen?
Alle verhalen uit Dorp in de stad van de voorbije jaren vind je hier.