Het valt meteen op als we hem bellen: Bruno Desschans neemt wel heel snel de telefoon op. Dat moet ook als je transplantatiecoördinator bent en een onmisbare schakel vormt tussen leven en dood, waar elke minuut telt.
“Ik heb de mooiste job ter wereld”, zegt Bruno. “Ja, we werken pal op de grens van dood en leven. We maken vaak het verdriet van de familie van de donor mee. Maar als iemand overlijdt, wil dat zeggen dat er geen hoop meer was. En met de organen van een overledene kunnen we andere levens verlengen en beter maken.”
Ik heb de mooiste job ter wereld.Bruno Desschans, transplantatiecoördinator
Bij transplantatie is tijd cruciaal
Beademing stopzetten
Het stond een tijdje geleden in de krant: 30% van de orgaandonatie voor levertransplantatie komt vandaag van patiënten op de intensieve afdeling bij wie de beademing, in samenspraak met de familie, wordt stopgezet. In 2003 gold dat voor amper 3% van de leverdonoren. En ook voor transplantatie van hart, longen en nieren is die evolutie merkbaar. Hoe komt dat?
Bruno Desschans: “Er zijn twee verschillende manieren om de dood vast te stellen: ofwel is de patiënt hersendood, ofwel stopt zijn hart met kloppen.” Medici gebruiken voor die twee manieren van orgaandonatie de afkorting DBD (Donation after Brain Death) en DCD (Donation after Circulatory Death). De laatste vijftien jaar zitten de laatstgenoemde in de lift: de DCD-donoren stegen de afgelopen vijftien jaar van 3% tot 30% van het totale aantal donoren.
“Voor alle duidelijkheid: bij beide types van donatie gaat het over patiënten bij wie al het mogelijke is gedaan om ze beter te maken, maar waar er geen uitzicht is op herstel.
Hersendood (DBD)
Hersendood (DBD) definiëren artsen als het permanent uitvallen van alle hersenfuncties, inclusief de hersenstam. Het hart klopt nog. Met een beademingsmachine kunnen medici ervoor zorgen dat er nog zuurstof naar de organen wordt gevoerd, maar die patiënten zijn, bij het vaststellen van de hersendood, officieel overleden.”
Na hartstilstand
De DCD-orgaandonoren (na hartstilstand) zijn patiënten bij wie de artsen in overleg met de familie de beslissing nemen om alle therapie te stoppen.
“De meeste DCD-donoren zijn patiënten die zware neurologische schade hebben opgelopen, maar die niet hersendood verklaard kunnen worden. Als de artsen besluiten dat verdere behandeling geen enkele zin heeft, zal ook hier de behandeling worden stopgezet. Wanneer dat in gecontroleerde omstandigheden in een operatiekamer gebeurt, verhoogt dat de kans op geslaagde transplantaties.”
Want bij transplantatie is tijd cruciaal. “Zodra de bloedsomloop stopt en organen geen zuurstof meer krijgen, krijg je orgaan schade. Tenzij we de organen snel uit het lichaam kunnen nemen en koelen op ijs.”
Mensen helpen
Dat er nu meer DCD-donoren zijn dan een aantal jaar geleden, heeft met een aantal factoren te maken.
“Een van de oorzaken is dat de criteria voor donoren zijn uitgebreid. Vroeger waren er geen orgaandonaties van mensen boven de 65, nu hanteren we geen leeftijdsgrens meer.
Een andere factor zijn de euthanasiepatiënten. Bij hen hebben we een expliciete toestemming nodig voor orgaandonatie omdat het over actieve levensbeëindiging gaat. Opvallend is dat de meeste van die patiënten zich lang voor de euthanasieprocedure al expliciet als donor hebben laten registreren. Zij hebben er dus echt over nagedacht.”
Gesprek met familie
Er is altijd een duidelijke scheiding tussen de artsen die vaststellen dat er geen hoop meer is voor een patiënt en de medici die zich met orgaantransplantatie bezighouden. Bruno Desschans is een van de mensen die het donatiegesprek met de naaste familie aangaat. Hoe breng je zo’n boodschap over?
“Dat gesprek zal meestal niet als een verrassing komen. Doorgaans gaat het over patiënten die al even op intensieve zorg liggen. De artsen hebben al het mogelijke geprobeerd. Zij hebben een vertrouwensband met de familie opgebouwd en zien hen soms elke dag.
Wij treden niet in actie voor de arts aan de eerstegraadsverwanten heeft uitgelegd dat de patiënt hersendood is of zich in een uitzichtloze situatie bevindt en dat hij voorstelt de therapie te stoppen. Wanneer dat besef eenmaal is doorgedrongen, kunnen wij heel open met de familie de mogelijkheid van orgaandonatie aankaarten.”
De gedachte dat donatie zin kan geven aan de dood helpt soms het rouwproces te verzachten.
Het komt voor dat de familie er aanvankelijk sceptisch tegenover staat, zegt Bruno. “Ik vraag dan hoe de persoon in het leven stond. Was hij sociaalvoelend? Zulke aspecten kunnen helpen om in te schatten hoe iemand tegenover donatie zou staan.” Meestal reageert de naaste familie positief.
“Voor de familie van de donor is orgaandonatie vaak een vorm van troost. De gedachte dat donatie zin kan geven aan de dood helpt soms het rouwproces te verzachten.”
Slechts bij 10 tot 15% van de mogelijke donoren zegt de familie neen tegen donatie. “Spijtig, maar daar moeten we respect voor hebben. Pushen is niet goed. Ik probeer wel te ontdekken of het misschien om verkeerde opvattingen gaat. Het is belangrijk dat mensen bijvoorbeeld weten dat een donoroperatie 3 tot 6 uur in beslag neemt en dat zij hun naaste daarna nog kunnen groeten.”
Orgaandonatie in cijfers
199.538
385.211
10,5 miljoen
5%
93
1.300
Dit artikel verscheen in UZ-magazine oktober 2020
- In beeld: eerste Belgische protontherapiecentrum
- Pandemielessen van vroeger en nu
- Beugels voor bengels