Lensimplantaat waarbij de pootjes in het sulcus (tussen de iris en het voorste lenszakje) en de optiek van de lens achter het achterste kapsel geplaatst wordt.
Na de ingreep
Thuis moet het kind heel regelmatig oogdruppels krijgen. Dat is niet altijd makkelijk, maar lukt het best op de volgende manier:
Leg het kind plat op de rug.
Laat een druppel in de binnenste ooghoek vallen.
Door de druppels gaat het kind vanzelf knipperen en lopen de druppels ook in het oog.
Het kind mag niet wrijven in het oog als er pas oogdruppels werden toegediend.
De eerste 3 maanden na de ingreep mag het kind niet zwemmen en niet in de zandbak spelen, om te voorkomen dat er vuil water of zand in het geopereerd oog komt.
Zodra het kind voldoende hersteld is van de operatie, kan het weer naar de crèche of naar school.
Eindresultaat
Bij kinderen die cataract aan beide ogen hebben, is er zo'n 50% kans dat het kind een gezichtsvermogen zal hebben van 50% of meer.
Bij kinderen die cataract aan één oog hebben, kan het zicht van het behandelde oog ook na de ingreep (en verdere stimulatie) slechter blijven dan het zicht van het gezonde oog. De kans is zo'n 30% dat het kind een gezichtsvermogen zal hebben van 50% of meer. Het gezichtsveld (het 'rondom kijken') is meestal wel veel minder aangetast.
Ter info: ons gezichtsvermogen in cijfers
Iemand met een gezichtsvermogen van 100% kan zien hoeveel vingers een andere persoon opsteekt vanop 60 meter afstand. Iemand met een gezichtsvermogen van 50%, kan dat vanop 30 meter afstand.
Om regulier onderwijs te volgen, heb je minimaal een gezichtsvermogen van 30% nodig.
Om een rijbewijs te halen, heb je minimaal een gezichtsvermogen van 50% nodig.
Mogelijke risico's van de ingreep
Op korte termijn
De kans op infectie is bij een oogoperatie heel klein (minder dan 1 op 1.000). Als er toch een infectie optreedt, kan dat wel ernstig slecht zicht veroorzaken.
Als het kind binnen de 4 weken last krijgt van één of meerdere van de volgende klachten, neem dan meteen contact op met de dienst.
toenemende pijn en/of roodheid van het oog
minder goed drinken
overgeven
toenemend wazig zicht
plotseling verminderd zicht
een vochtstraaltje vanuit het oog
de pupil is niet rond
zien van zwarte vlekken, zwarte draden en/of lichtflitsen
stoten van het oog
Op lange termijn
Nastaar
Baby's en jonge kinderen ontwikkelen veel sneller nastaar dan volwassenen. Nastaar treedt vaak op tussen 4 en 12 maanden na de eerste operatie . Bij jonge kinderen moet er in dat geval opnieuw geopereerd worden, bij oudere kinderen kan een laserbehandeling helpen.
Lees meer over nastaar.
Glaucoom (te hoge oogdruk)
Bij glaucoom is er een te hoge oogdruk die de oogzenuw kan beschadigen, met slecht zicht tot gevolg. Ongeveer 30 procent van de kinderen die op erg jonge leeftijd een cataractoperatie lieten uitvoeren, ontwikkelt glaucoom. Deze aandoening treedt meestal pas enkele jaren na de operatie op. Als glaucoom tijdig ontdekt wordt, is een behandeling met oogdruppels mogelijk. In sommige gevallen is een extra operatie nodig.
Lees meer over glaucoom bij kinderen.
Scherp zien na de ingreep: bril of lenzen
Tijdens de operatie werd de natuurlijke lens van het kind verwijderd. Om de focus van die natuurlijke lens te vervangen, is een artificiële manier van focussen nodig. Dat kan met behulp van een bril, contactlenzen en/of geïmplanteerde lens.
Naargelang er wel of geen kunstlens werd geïmplanteerd tijdens de ingreep, zijn andere hulpmiddelen nodig.
Wat als er tijdens de ingreep geen kunstlens werd geplaatst (afakie)?
Het kind heeft een bril nodig met sterke, dikke glazen om het zicht te corrigeren. Bij baby's is zo'n sterke bril moeilijk om te dragen, door hun kleine neus en smal hoofd. Voor hen kan een (afake) contactlens een goede oplossing zijn.
Wat als er tijdens de ingreep al een kunstlens werd geplaatst?
Het kind heeft een bril nodig met een kleine correctie om goed scherp te kunnen zien. Meestal geven we deze multifocale of bifocale bril vanaf 2,5 à 3 jaar.
Stimuleren van het minder goede oog
Meestal zal het kind na de operatie een van de ogen moeten afplakken gedurende enkele uren van de dag. Dat doen we om het mindere goede, zogenaamde luie oog, te stimuleren. Deze nabehandeling is erg belangrijk voor de ontwikkeling van het zicht .
Zodra het oog genezen is na de ingreep, kan een contactlens geplaatst worden.
Na een week volgt een controle en zal de specialist de ouders aanleren om zelf de contactlens in te zetten en er weer uit te halen bij hun kind. Hoe jonger het kind, hoe makkelijker dit zal gaan.
De juiste maat
Het eerste jaar waarin het kind een contactlens draagt, kan intensief zijn. Soms is het zoeken naar de juiste maat: de lens mag niet te veel verschuiven of makkelijk uitvallen.
Een regelmatige controle is belangrijk om de pasvorm van de lens te controleren. Om de 3 maanden moet de contactlens sowieso vervangen worden door een nieuwe lens. De kinderarts meet bij elke controle ook de sterkte. Als die veranderd is, kan die meteen aangepast worden.
Het best plaatst u de contactlens elke ochtend en haalt u die er 's avonds weer uit, zoals bij een standaard contactlens. Zodra een baby gewoon is aan die routine , zal dit ook makkelijker gaan op iets oudere (kleuter)leeftijd. Dan is het lenzen in- en uitdoen een gewoonte, net als tandenpoetsen.
Na het uithalen, moet de contactlens schoongemaakt worden en bewaard in contactlensvloeistof .
1. Kies een goede positie
+
Zorg ervoor dat u goed bij de ogen van het kind kan wanneer u zelf rechtstaat. Leg het dus op stahoogte, bijvoorbeeld op een aankleedkussen op een tafel of kast.
2. Schakel hulp in
+
U hebt beide handen nodig om de contactlens en de oogleden vast te houden. Daarom raden we aan om dit samen met iemand anders te doen, zeker de eerste dagen. De andere persoon kan dat het hoofdje van het kind vasthouden.
3. Haal de lens uit de verpakking
+
Maak de verpakking van de lens open.
Was uw handen grondig met water en zeep. Droog ze daarna volledig met een niet-pluizende, schone doek.
Neem de contactlens vast met de duim en wijsvinger van uw dominante hand, vlakbij de rand.
Vouw de lens dubbel (als een taco) met de bolle kant naar boven.
Geen paniek: de lens kan niet zomaar scheuren.
4. Zet de lens in het oog
+
Hou met de middelvinger van je vrije hand het bovenooglid van het kind omhoog. Druk het ooglid tegen het wenkbrauwbot om knipperen te voorkomen.
Met je dominante hand waarin je de contactlens vasthoudt, schuif je de lens onder het bovenooglid. Duw het ooglid met de wijsvinger van de andere hand naar het oogje toe en laat de dominante hand los.
Nu kun je met je dominante hand het onderooglid over de lens heen laten glijden/vallen.
1. Bereid je voor
+
Was je handen goed met water en zeep en maak ze vervolgens helemaal droog.
Leg je kind neer op een voor u handige positie.
2. Duw de lens uit het oog
+
Leg de duim van je ene hand op het bovenooglid en de duim van je andere hand op het onderooglid.
Duw beide duimen voorzicht naar beneden en een beetje naar elkaar toe, om zo de contactlens omhoog en uit het oog te duwen.
1. Wrijf de lens schoon
+
Leg de lens meteen na het uithalen met de bolle kant in de handpalm.
Voeg een aantal druppels van de vloeistof toe en wrijf zachtjes over de lens.
Let erop dat u de lens niet aanraakt met uw nagels.
2. Spoel de lens af
+
Na het wrijven, spoel je de lens af met dezelfde vloeistof.
Sluit na gebruik de fles met vloeistof goed af.
3. Leg de lens in de lenshouder
+
Vul de lenshouder elke dag met nieuwe bewaarvloeistof.
Leg dan pas de gereinigde lens in de houder.
Zorg dat er voldoende bewaarvloeistof in de houder zit, zodat de lens helemaal ondergedompeld is.
Hou de lenshouder schoon
Een schone lenshouder is belangrijk voor het veilig dragen van contactlenzen.
Spoel de lenshouder daarom dagelijks af met contactlensvloeistof, na het inzetten van de lens. Daarna wrijf je de houder droog met een schone papieren zakdoek en laat je de houder verder drogen aan de lucht.
Elke drie maanden moet de lenshouder vervangen worden.
Laatste aanpassing:
7 februari 2024