Prikken zonder pijn

3 januari 2021
Kinderen die voor een onderzoek naar het ziekenhuis komen, hebben vaak wat schrik. Wat gaat er gebeuren? Doet het pijn? De zorgverleners in UZ Leuven vangen die angst en pijn zo goed mogelijk op. Van zeepbellen tot lachgas en een virtualreality-bril: voor elke patiënt is er een hulpmiddel op maat.

Bloed nemen, een infuus prikken of een scan waarvoor je moet stilliggen: onderzoeken zijn vaak geen pretje. Bovendien kunnen sommige onderzoeken pijnlijk zijn. Vroeger werd wel eens gezegd dat kinderen geen pijn konden voelen en gewoon flink moesten zijn, maar dat idee is vandaag achterhaald. Het voorkomen van pijn en angst bij kinderen is niet alleen belangrijk voor de behandeling zelf, maar ook op lange termijn.

Daarom doet het kinderziekenhuis er alles aan om het bezoek van zijn jonge patiënten van bij het begin zo comfortabel mogelijk te maken. Zo staat er elke dag een gespecialiseerde zorgverlener klaar die zich enkel toelegt op de ondersteuning van angst en pijn bij kinderen. Koen Vanhonsebrouck, verpleegkundig coördinator pijnbeleid bij kinderen, vertelt.

Je moet kinderen niet voor de gek houden
Koen Vanhonsebrouck

“Pijn bestrijden bij kinderen hoeft niet altijd met geneesmiddelen te gebeuren. Soms doet iets heel eenvoudigs als de lichten in het onderzoekslokaal dimmen of een filmpje bekijken al wonderen. Een van onze patiënten is helemaal afgeleid als we zeepbellen blazen en ook onze virtualreality-bril is een succes. Aan de andere kant van het spectrum heb je dan plakkers en zalf die de huid verdoven, lachgas en ook slaapmedicatie. Daarvoor wordt nauw samengewerkt met de anesthesist, zodat de veiligheid altijd gegarandeerd is. Als je met je kind naar het ziekenhuis komt, is er dus een heel arsenaal aan mogelijkheden om het onderzoek of de behandeling zo pijnvrij en comfortabel mogelijk te maken.”

Na een eerste slechte ervaring wordt het moeilijker om het vertrouwen van een kind te winnen. Pijn en angst voorkomen is dus heel belangrijk.
Koen Vanhonsebrouck

Om te weten te komen welk hulpmiddel werkt voor je kind, ben je als ouder een belangrijke informatiebron. “Ouders zijn de experten van hun kind”, vertelt Koen. “Elk kind brengt een ander rugzakje met ervaringen en persoonlijke kenmerken mee. Verdraagt je kind geen pleisters? Dan sluiten we dat al uit. Aan de hand van enkele sleutelvragen kan de zorgverlener bij wijze van spreken à la carte een plan voorstellen voor je kind.”

Pijnraadpleging

In zo’n plan kunnen verschillende hulpmiddelen en zelfs meerdere onderzoeken gecombineerd worden. “Onlangs moest een meisje een erg vervelende prik in de rug krijgen. Daarnaast was er ook een scan nodig waarvoor ze 20 minuten moest stilliggen, wat gezien haar jonge leeftijd erg moeilijk zou zijn. Eerst heeft een gespecialiseerde verpleegkundige haar met een neusspray in slaap gebracht en een lokaal verdovende zalf op haar rug aangebracht. Na de scan sliep het meisje nog, zodat we tijdens dezelfde verdoving ook de prik konden geven. Daarvoor had ze veel schrik, dus het is fijn dat we haar dat konden besparen.”

Soms duurt de voorbereiding op een onderzoek wat langer dan normaal, bijvoorbeeld wanneer het kind extreem angstig is of een ontwikkelingsstoornis heeft. In die gevallen kan de verpleegkundige een langere raadpleging inplannen om samen naar de beste aanpak te zoeken. Zo’n raadpleging kan je als ouder ook zelf aanvragen.

Vertrouwen winnen

Het grote geheim om kinderen gerust te stellen? Hun vertrouwen winnen. “Vertrouwen is cruciaal in wat we doen. Als een kind gelooft wat je zegt en er zelf van overtuigd is dat de prik geen pijn zal doen, zal een hulpmiddel ook beter werken. Dat klinkt vreemd, maar die psychologische factor is belangrijk in de pijnbeleving. Als zorgverlener moet je kinderen ook niet voor de gek proberen te houden. Leg hen zo duidelijk en eerlijk mogelijk uit wat er zal gebeuren en waarom. Maak goede afspraken en hou je daaraan. Sommige kinderen willen precies weten wanneer je gaat prikken, anderen willen er niets van weten. In het tweede geval moet je niet aftellen vooraleer je prikt, want dan gaat hun stresslevel enorm de hoogte in.”

Duidelijk communiceren is dus de boodschap, met het kind én de ouders. “Als je als mama of papa gerustgesteld bent, zal je kind ook meer vertrouwen hebben en vice versa. Ouders en kinderen projecteren hun gevoelens onbewust op elkaar”, vertelt Koen. “Maar ook als zorgverlener zijn je eigen houding en taalgebruik belangrijk. Zelf rust uitstralen werkt.”

Beter voorkomen dan genezen

Alle kinderen en jongeren die langskomen in het kinderziekenhuis, van enkele maanden tot 18 jaar oud, kunnen bij hun angst en pijn ondersteund worden. “De meeste kinderen die we helpen, zijn jonger dan vier jaar. Voor hen kan een eerder simpele CT-scan al beangstigend zijn. Aan een kind van zes maanden kan je ook niet vragen om een halfuur stil te liggen. Maar we zien evengoed 16-jarigen met een panische angst voor naalden.”

Angst is vaak het gevolg van een slechte ervaring. Daarom is het zo belangrijk om jonge patiënten van bij het begin zo goed mogelijk op te vangen. “Een slechte ervaring onthoud je gemakkelijker dan een goede ervaring. Dat staat in je geheugen gegrift en heeft vaak zijn gevolgen. Vergelijk het met als kind gebeten worden door een hond: de kans is groot dat je daar angst voor honden aan overhoudt. Na een eerste pijnlijke ervaring wordt het moeilijker om het vertrouwen van een kind te winnen en de angst naar beneden te krijgen. Dus als je weet dat er pijn aankomt, kan je daar beter op anticiperen.”

Duizend patiënten

Elke dag staat een van de gespecialiseerde verpleegkundigen uit het zogenaamde prosa­team klaar, enkel en alleen om pijn en angst bij kinderen op te vangen. In 2020 konden zo 1.129 jonge patiënten comfortabeler behandeld of onderzocht worden. “Die structurele aanpak van angst en pijn in ons kinderziekenhuis is uniek in België”, zegt Koen. “Ons uitgangspunt is eenvoudig: elk kind heeft recht op maximale zorg en een pijnvrije behandeling. De mogelijkheden zijn er, en iets heel kleins kan al een enorm verschil maken.”

Gerelateerd

Laatste aanpassing: 16 maart 2023