’s Ochtends aan het ontbijt zit ik daar, met kleine oogjes en mist in mijn hoofd.
“Slecht geslapen?”, informeren mijn huisgenoten.
“Heel slecht”, mompel ik stilletjes.
“Hoe komt het? Te warm, te koud? Muizenissen?”
“Neen, te weinig bewogen gisteren. Een hele dag stilgezeten, aan mijn bureau, vergaderd, in de auto gezeten.”
“Niet gewandeld dus?”
Mijn dochter en mijn vriend knipogen naar elkaar, gniffelend, want ze hebben hun bedenkingen bij mijn zogenaamde wandeltheorie.
“Inderdaad”, verklaar ik ernstig.
Want zo gaat dat bij mij: als ik niet voldoende stap, slaat mijn systeem tilt. Dan voel ik mij slecht in lijf en leden, en wankel in mijn hoofd. Dan slaap ik onrustig of ronduit slecht.
Het thema wandelen komt vaak ter sprake als ik in de buurt ben. Mijn huisgenoten wandelen niet graag en plagen mij des te liever. Ze beweren dat wandelen mijn stokpaardje is, een placebo-activiteit, een lichte dwanggedachte in mijn hoofd, iets tussen mijn oren dus. Maar ik ben er zeker van: wandelen doét effectief iets met mijn lichaam en geest, met mijn hele systeem. Ik weet wel zeker dat mijn dagelijkse staptocht ervoor zorgt dat ik de meest positieve, energieke, opgewekte, gezonde, tevreden versie van mezelf kan zijn.
Gedachten lossen op als een bruistablet in water
Ja, wandelen is een medicijn, effectief en goedkoop bovendien. Dat leerde ik van dokter Jochem en verpleegkundige Kim, die ik op een van mijn reportagereizen in het hoge noorden van Noorwegen ontmoette. Een verstandig en lief-hebbend koppel met een missie: het verspreiden van het groene medicijn.
“Het recept is heel eenvoudig”, legde Jochem mij uit. “Het komt hierop neer: ga wandelen. Weer of geen weer, doe je jas aan en ga naar buiten. Als dokter ben ik een grote voorstander. Ik stuur patiënten met klachten hun huis uit, zet hen in beweging, de stilte in, de natuur in. Het is wetenschappelijk bewezen dat mensen die in de natuur bewegen, een stuk beter slapen. Ik ben ook arts in een bejaardentehuis, en ook daar zie ik het als mijn missie om mijn patiënten van de slaappillen af te krijgen. Idem voor psychische problemen.”
“En de effecten op de lichamelijke gezondheid?”
“Die zijn even spectaculair. Wist je dat slechts twee uur wandelen per week je kans op een beroerte met 30% verlaagt? Eén wandeling per dag beschermt je hersengedeelte dat zorgt voor planning en geheugen, verlaagt de symptomen van depressie met 36% en reduceert het risico op hartaandoeningen drastisch. Het verlaagt je risico op diabetes met 29%, verlengt je levensduur met bijna twee jaar, verlaagt je risico op zwaarlijvigheid met 50% en op heupfracturen met 43%.”
Voilà, de Noorse dokter heeft het gezegd. Wat kan ik daar nog aan toevoegen? Nog twee persoonlijke argumenten.
Eén. Mijn hoofd gonst elke dag van de indrukken, impulsen en gesprekken die ongefilterd binnenkomen. Een simpele, avondlijke wandeling volstaat om al die chaos in mijn hoofd op te lossen, te ordenen en in schuifjes te steken. Bij elke stap die ik zet, voel ik al die gedachten oplossen als een bruistablet in een glas water. Snel en efficiënt.
Twee. Soms verloopt een wandeling in stilte, soms levert ze een onverwachte ontmoeting op. Zoals gisteren, toen ik aan de praat raakte met een buurman die ik nooit eerder had ontmoet. Hij liep een bospad op en had een harnas aan met 20 kg aan gewichtjes. Die ontmoeting leidde tot een uiterst interessant gesprekje, dat achteraf een cadeautje van het leven bleek te zijn.
Waarom grijpt dan niet iedereen naar dit groene medicijn, vraag ik mij vaak af. Misschien omdat wandelen zo banaal klinkt: helemaal niet zo sexy als fitness, pilates of hiken met 20 kg op je rug. Als dat het probleem zou zijn, laat mij dan alvast de titel van dit stukje een beetje sexy maken.
Annemie Struyf
Annemie Struyf is journaliste, tv-maker, schrijfster en moeder van vijf kinderen. Van thuisstad Leuven tot in het verre buitenland: Annemie gaat altijd op zoek naar authentieke verhalen. Verhalen van schoonheid en troost, die de blik verruimen en het hart verwarmen.